De kosten verbonden aan de vergrijzing stuwen de sociale uitgaven in 2050 boven de 30 procent van het bruto binnenlands product. Dat becijferde de Studiecommissie voor de Vergrijzing in haar nieuwste jaarverslag, dat dinsdag werd voorgesteld in de kantoren van het Planbureau.
De Studiecommissie voor de Vergrijzing berekent al 22 jaar elk jaar de impact van de verouderende bevolking op de sociale uitgaven. Een oudere bevolking vergt immers meer pensioen- en gezondheidszorguitgaven, en dat terwijl het aantal werkenden in verhouding daalt. In 2022 waren dat er nog 1,8 per pensioengerechtigde, in 2070 zal dat met 22 procent dalen, tot 1,4.
Volgens de meest recente vooruitzichten stijgen de sociale uitgaven daardoor van 25,7 procent van het bbp in 2022 naar 29,9 procent in 2070. Het verschil tussen die twee percentages, 4,2 procentpunt, is de vergrijzingsfactuur. Het percentage ligt wat lager dan de 5 procentpunt uit het jaarverslag van vorig jaar, maar dat komt onder meer omdat de Commissie voor het eerst sinds de coronacrisis niet meer uitgaat van het basisjaar 2019, het laatste precoronajaar.
De piek van de vergrijzingsfactuur volgt rond 2050. Dan zou de overheid 30,1 procent moeten spenderen aan sociale uitgaven, waarvan 13,4 procent aan de pensioenen en 10,7 procent aan de gezondheidszorg. Tegen 2070 vlakt de vergrijzingsfactuur af tot 29,9 procent van het bbp. De berekeningen gaan uit van ongewijzigd beleid en houden ook geen rekening met de geopolitieke situatie of zaken als klimaatverandering. Ook het pensioenakkoord dat de federale regering gisteren/maandag sloot, is niet opgenomen in de berekeningen.
Johan Van Gompel, de voorzitter van de Vergrijzingscommissie, maakte van de gelegenheid gebruik om opnieuw te waarschuwen voor de evolutie van de Belgische overheidsfinanciën. Volgens het Planbureau eindigen we 2023 immers met een tekort van 4,8 procent van het bbp en een schuld van ruim 105 procent. "Ik denk dat we niet lichtzinnig mogen omspringen met de onhoudbaarheid van de overheidsfinanciën", zei hij.
Van Gompel, die in september afzwaait als voorzitter, ging niet in op de concrete maatregelen in het jongste pensioenakkoord, maar gaf wel aan dat de besparing van 0,5 procent van het bbp die de regering daarmee wil realiseren tegen 2070 "niet noodzakelijk betekent dat de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn verzekerd is". "Om de overheidsfinanciën weer gezond te maken zal meer nodig zijn." De KBC-econoom denkt aan structurele hervormingen van de arbeidsmarkt en maatregelen om het groeipotentieel van de economie op te krikken.
Minister van Pensioenen Karine Lalieux (PS) noemde het "van primordiaal belang dat in het kader van de vergrijzing iedereen zijn verantwoordelijkheid opneemt". Anderzijds is ze wel tevreden dat de voorspelde vergrijzingsfactuur in het jongste jaarverslag iets is gedaald ten opzichte van de voorbije jaren. "Dat is dankzij het regeringsbeleid. Lineair besparen op de pensioenen, hebben we tijdens de vorige legislatuur gezien, heeft een zeer negatieve impact."