Luchtvervuiling vormt wereldwijd de grootste externe bedreiging voor de volksgezondheid, nog meer dan tabaksconsumptie en infectieziekten. Toch gaat slechts een fractie geld naar de bestrijding daarvan. Dat blijkt uit een studie van de universiteit van Chicago.
Terwijl er internationale mechanismen bestaan om HIV, malaria en tuberculose te bestrijden, zoals via het Wereldfonds, dat jaarlijks 4 miljard dollar inzet om deze ziekten te bestrijden, is er geen equivalent voor luchtvervuiling. Als landen de drempelwaarde van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor blootstelling aan fijne deeltjes zouden hanteren, zou de levensverwachting wereldwijd met 2,3 jaar toenemen, volgens de studie. Ter vergelijking: tabaksgebruik vermindert de levensverwachting met gemiddeld 2,2 jaar, ondervoeding die bij kinderen met 1,6 jaar.
Vooral in Zuid-Azië, waar de luchtvervuiling het zwaarst is, zijn de gevolgen opvallend. In Bangladesh zouden inwoners 6,8 jaar aan levensverwachting winnen, als de blootstelling aan fijnstof wordt verlaagd van het huidige niveau van 74 microgram per kubieke meter, naar de aanbevolen 5 microgram.
China heeft daarentegen "opmerkelijke vooruitgang geboekt in zijn strijd tegen luchtvervuiling" sinds 2014, aldus onderzoeker Christa Hasenkopf. De gemiddelde luchtvervuiling in het land is tussen 2013 en 2021 met 42,3 procent gedaald, maar blijft zes keer hoger dan de drempelwaarde. Als deze vooruitgang doorzet, zou de Chinese bevolking gemiddeld 2,2 jaar aan levensverwachting winnen.
Maar over het algemeen zijn de regio's met de slechtste waarden, ook de plaatsen die het minste hulp ontvangen om luchtvervuiling te bestrijden. "Er is een diepe discrepantie tussen de plaatsen waar de lucht het meest vervuild is en de plaatsen waar collectief en wereldwijd de meeste middelen worden ingezet om dit probleem op te lossen", legt Christa Hasenkopf uit.