Na een eenmalige stijging van het aantal geboortes in 2021, vertoont het Vlaamse geboortecijfer in 2022 opnieuw een dalende trend. In de periode van 2013 tot 2022 is het aantal geboorten in Vlaanderen gedaald van 67.191 naar 61.872, een daling van 7,9%. In 2021 steeg het aantal geboorten nog met 4,2% t.o.v. 2020. De opleving in het aantal geboorten was echter van korte duur. In 2022 daalde het aantal geboorten immers opnieuw tot het niveau van 2020.
Moeders met overgewicht: onrustwekkende stijging
Een negatieve tendens die zich verder zet, is de toename van het aantal moeders met overgewicht en obesitas. Samen met de gewichtsproblemen bij zwangere vrouwen stijgt ook het aandeel jonge vrouwen met (zwangerschaps-) diabetes.
Bij het begin van de zwangerschap hebben meer dan vier op tien van de Vlaamse vrouwen een ongezonde BMI van boven de 25,0 kg/m² (26,4% met overgewicht en 15,7% met obesitas). Deze proportie stijgt onrustwekkend snel: het aandeel moeders met overgewicht of obesitas was 34,0% in 2013 en steeg tot 42,2% in 2022.
Vrouwen met een te hoge BMI tijdens de zwangerschap lopen een beduidend hoger risico op het ontwikkelen van diabetes of hypertensie en op het krijgen van een keizersnede. De proportie moeders met diabetes steeg dan ook van 3,3% in 2013 tot 8,9% in 2022, waarbij de toename zich vooral de laatste jaren voordeed. Bij deze stijging spelen wellicht ook de verbeterde screening en diagnose een rol.
Minder episiotomieën
Een gunstige trend die al jaren aan de gang is, is de daling van het aantal episiotomieën bij vaginale bevallingen. In 2022 werd nog bij 31,9% van de vaginale bevallingen een episiotomie toegepast tegenover 51,9% in 2013. Dat is een relatieve daling met 38,5 %.
Dr. Monika Laubach, voorzitter van de Raad van Bestuur van het SPE: “Een van de meest significante voorspellers van het al of niet plaatsen van een episiotomie tijdens een vaginale bevalling is het ziekenhuis waarin de vrouw bevalt. Of dat te maken heeft met gewoonten of competenties (kennis, vaardigheden en attitude) van individuele zorgverleners, of met de aanwezigheid van een episiotomiebeleid en de visie op zorg die in het ziekenhuis gehanteerd wordt, vraagt om bijkomend en meer specifiek onderzoek.”
Neonatologie
Positief is ook dat het aantal pasgeborenen dat opgenomen wordt in neonatologie, daalt. In 2022 werd een op de zeven levend geboren kinderen (13,5%) binnen de eerste zeven dagen na de geboorte opgenomen op een neonatologie, van wie 9,1% op een N*-afdeling (lokale niet-intensieve neonatale zorg) en 4,5 % op een NIC-dienst (neonatale intensieve zorg). Ter vergelijking bedroeg het aandeel kinderen dat op een neonatologie werd opgenomen in 2013 16,1%.
De trend naar minder opnames lijkt zich verder te zetten. De daling betreft vooral het aandeel kinderen dat opgenomen wordt op een N*-afdeling. Uit bijkomende analyses blijkt dat bepaalde voorspellers voor opname van een pasgeborene op neonatologie duidelijk genoteerd moeten worden. De aanwezigheid van een aangeboren afwijking bij de pasgeborene was de sterkste voorspeller voor opname op zowel een N*-afdeling als een NIC-dienst. Daarnaast een laag geboortegewicht (<2500 gram) als tweede in de rij van belangrijkste voorspellers (belangrijker dan de zwangerschapsduur).
Deze bevindingen onderstrepen het cruciale belang van het voorkomen van groeirestrictie door middel van zorgvuldige prenatale zorg en zwangerschapsopvolging.
Verder toont het onderzoek het belang van prenatale verwijzing naar een centrum met een regionale perinatale zorgfunctie (P*-functie) bij belangrijke prematuriteit of ernstige congenitale malformaties.