Het gebruik van een operatierobot biedt uitdagingen op het gebied van patiëntveiligheid; er dient aandacht te zijn voor negatieve uitkomsten na de operatie en de oorzaak hiervan. Hierin spelen de vaardigheden van de operateur een belangrijke rol; resultaatanalyse en videoanalyse van de operatie bieden inzicht. Dat blijkt uit onderzoek van Alexander Beulens, arts-in-opleiding tot specialist ouderengeneeskunde die hier op 30 juni op promoveerde aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Voor de patiëntveiligheid en kwaliteit van zorg is het niet alleen van belang om nieuwe operateurs op de juiste manier te trainen, maar ook om de vaardigheden van actieve operateurs te beoordelen. Een manier om dit te doen is postoperatieve resultaatanalyse met inzet van video-analyse.
Tot op heden is er geen standaard van trainingsvereisten en certificering waaraan operateurs dienen te voldoen om gebruik te maken van een operatierobot, noch nationaal noch internationaal, aldus het onderzoek. Operateurs kunnen enkel diverse cursussen en fellowships op het gebied van robotchirurgie volgen. Dat terwijl een officieel bewijs van vermogen een van de basisvoorwaarden zou moeten zijn voor kwalitatief hoogstaande en veilige zorg, luidt het nog.
Alexander Beulens nam een internationale groep van 30 urologen die robotchirurgie uitvoeren onder de loep. Een meerderheid van hen is positief over het inzetten van postoperatieve resultaatanalyse en een deel van hen gebruikt ook video-analyse. Dat gebeurt in groepsverband met het betrokken behandelteam, zodat men niet alleen van zichzelf leert maar maar juist ook van elkaar, zo is de gedachte.
Om de privacy van de patiënt te waarborgen, legt men de operatievideo’s alleen in het elektronisch patiëntendossier vast en beperkt men de analyse van de video tot het betrokken behandelteam.
Om de uitkomsten van robotchirurgie te verbeteren, is het essentieel om de training van nieuwe operateurs te standaardiseren. Al langer actieve operateurs kunnen de postoperatieve resultaten verbeteren door te leren van resultaten uit het verleden en gebruik te maken van video-analyse, besluit de arts-in-opleiding, die zijn onderzoek uitvoerde bij het Nivel, binnen het onderzoeksprogramma Organisatie en Kwaliteit van Zorg.
Alexander werkte ook als arts-assistent bij de urologie in het Catharina Ziekenhuis. Zijn proefschrift kwam tot stand in samenwerking met het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis, het Catharina Ziekenhuis, het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis, het Erasmus medisch centrum en Maastricht University. De kern van zijn proefschrift bestaat uit elf internationale artikelen. Ook was hij betrokken bij het organiseren van robotchirurgietrainingen voor urologen in opleiding.