Een op zes duursportatleten heeft een verminderde pompfunctie van het hart in rust. Dat blijkt uit een baanbrekende studie (Pro@Heart) van onderzoekers uit België en Australië. De resultaten zijn gepubliceerd in Circulation. Analyse van het erfelijk materiaal leert dat deze duursportatleten met een verminderde pompfunctie een genetisch patroon vertonen dat ook gezien wordt bij patiënten met een verzwakking van de hartspier. Een erfelijke aanleg kan dus leiden tot extreme veranderingen van het hart na sporten.
Of deze aanleg en veranderingen enkel bijdragen tot betere sportprestaties op korte termijn, of ook tot hartproblemen op lange termijn, is op dit moment niet gekend. De resultaten worden verder geëvalueerd in deze internationale samenwerking.
Volgens professor Guido Claessen, verbonden aan het Jessa Ziekenhuis en UHasselt, pleiten de bevindingen in eerste instantie voor een nauwgezette cardiologische opvolging van elite atleten. Genetische screening in de toekomst zou zelfs een onderdeel kunnen worden van de preventieve onderzoeken die topsporters krijgen.
"We weten al lang dat het hart van een topsporter anders is dan het hart van een doorsnee persoon. Door langdurige intensieve training vergroot de hartspier van de topsporter, de mate van vergroting varieert van groot tot enorm. De betekenis van de meest extreme veranderingen op lange termijn moet nog verder onderzocht worden."
"We ontdekten dat één op de zes elite atleten een verminderde pompwerking van het hart had in rust, en dat de genetische achtergrond een invloed had op de hartfunctie. Het is cruciaal dat we deze atleten op lange termijn blijven volgen om de toekomstige effecten op hun gezondheid, positief of negatief, in kaart te kunnen brengen.”
Intussen zijn meer dan 400 duursportatleten ingesloten in de Pro@Heart studie, onder wie winnaars van 's werelds grootste wielerwedstrijden. Analyse van de eerste 281 mannelijke en vrouwelijke atleten werd uitgevoerd met behulp van geavanceerde beeldvormingstechnieken in zes centra in Australië en België. De resultaten werden gepubliceerd in het prestigieuze wetenschappelijk tijdschrift Circulation.
Belangrijkste bevindingen:
• Eén op de zes atleten (15,7%) vertoonde eigenschappen die normaal gezien worden bij patiënten met hartziekten, waaronder een verminderde pompwerking van de hartkamer in rust en overslagen vanuit de hartspier.
• De verminderde pompwerking van het hart werd alleen waargenomen in rust. Tijdens inspanning functioneerde het hart op een normaal niveau. Dit betekent dat het vermogen van de hartspier tijdens intensieve inspanning gevrijwaard blijft.
• Atleten werden ook genetisch gescreend om na te gaan of ze een genetisch patroon hadden dat voorkomt bij patiënten met hartspierverzwakking. De elite-atleten met de hoogste genetische belasting hadden 11 keer meer kans op een verminderde pompwerking van de hartspier.
Rol genetica
Professor Tomas Robyns, specialist genetische hartafwijkingen UZ Leuven, geeft aan dat deze studie de eerste ter wereld was die kijkt naar de rol van genetica bij vatbaarheid voor hartspierverzwakking bij atleten: "Het fenomeen van het sporthart is al lang bekend, maar wij waren het eerste team dat onderzocht welke rol de genetische samenstelling van een atleet speelt bij hun hartfunctie en -structuur. We ontdekten dat de veranderingen veel meer uitgesproken zijn dan eerder gedacht en dat een groot aantal van de atleten inderdaad een verminderde pompwerking van het hart heeft."
“We willen graag benadrukken dat we niet denken dat deze atleten een ziek hart hebben. Ze kunnen nog steeds op een zeer hoog niveau functioneren. We weten op dit moment niet wat het langetermijneffect zal zijn en of dit betekent dat deze atleten ook effectief een klinisch probleem van hartfalen of gevaarlijke ritmestoornissen zullen ontwikkelen."
Professor Hein Heidbuchel van het UZA doet al meer dan 20 jaar onderzoek naar het effect van topsport op het hart. Hij zegt dat het nu van vitaal belang is om dezelfde groep atleten de komende 25 jaar te blijven volgen om te zien of ze inderdaad hartproblemen ontwikkelen.
"Regelmatige lichaamsbeweging gaat gepaard met duidelijke gezondheidsvoordelen. Maar er is misschien een kleine groep met een genetische aanleg die op jonge leeftijd goed is om een topsporthart te ontwikkelen, maar die op lange termijn gevaarlijk zou kunnen zijn wanneer men op dit hoge niveau blijft sporten. De belangrijkste doelstelling van ons onderzoek is om sportbeoefening veilig te maken voor alle deelnemers. Een beter begrip van de wisselwerking tussen genetische kenmerken en intensieve lichaamsbeweging is een belangrijke stap in de richting van dit doel", besluit professor Heidbuchel.