De ministerraad heeft vorige week het licht op groen gezet voor een nieuwe conventie voor de kinesitherapeuten. Aan de tarieven voor de patiënten verandert er niets, want de remgelden blijven ongewijzigd, meldt minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit).
Het budget voor terugbetalingen voor kinesitherapeuten stijgt van 988 miljoen euro in 2022 naar 1.120 miljoen euro in 2023. Dat komt neer op een stijging met 132 miljoen euro, ofwel 13,4 procent, of 3,4 procent bovenop de inflatie. Volgens minister Vandenbroucke is dat in de huidige economische situatie een "belangrijke inspanning", maar ook één die nodig was. "Deze inhaalbeweging laat toe de officiële tarieven voor de geconventioneerde kinesitherapeuten te verhogen, zonder dat het remgeld van de patiënten stijgt."
Concreet gaat het om 99 miljoen euro om prijsstijgingen voor een deel op te vangen door te indexeren. Daar komt nog 25 miljoen euro bovenop om de tarieven voor bepaalde verstrekkingen nog meer te laten stijgen dan enkel de inflatie. De overige 8 miljoen euro slaat op technische ramingen die het Riziv jaarlijks maakt.
Het bestaande verschil in terugbetaling tussen geconventioneerde en niet-geconventioneerde kinesitherapeuten blijft behouden. Op die manier wordt het geld van de ziekteverzekering in de eerste plaats ingezet voor geconventioneerde kinesitherapeuten, die dus geen extra prijzen aanrekenen boven de officiële tarieven.
Volgens de minister wordt het aantrekkelijker te kiezen voor conventionering. Hij verwijst daarbij ook naar de 100 miljoen euro die eerder al was voorzien om geconventioneerde zorgverstrekkers te beschermen tegen de hoge energieprijzen. Daarvan zou 16,2 miljoen euro naar de kinesitherapie gaan. Op basis van de huidige cijfers zou dit betekenen dat een geconventioneerde kinesitherapeut 1.197 euro krijgt, aldus Vandenbroucke.
Volgens cijfers van afgelopen zomer was een op de drie kinesisten niet geconventioneerd.
