Jongeren die hulp vragen bij een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG), moeten gemiddeld ongeveer honderd dagen wachten tot een tweede contactmoment. Dat blijkt uit cijfers van vorig jaar die Vlaams parlementslid Jeremie Vaneeckhout (Groen) opvroeg bij Vlaams minister van Welzijn Hilde Crevits (CD&V).
De duur van de wachttijd verschilde van regio tot regio. Zo werden jongeren het snelst geholpen in Roeselare, Ieper, Veurne en Diksmuide. De wachttijden in Lommel, Sint-Truiden en Maaseik liepen dan weer op tot zeven maanden.
In vergelijking met de afgelopen jaren daalde de wachttijd wel, zeker als er naar het eerste contactmoment wordt gekeken. In 2021 kampte zes op de tien Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg met wachttijden langer dan twee maanden. Bij een op de drie centra liepen de wachttijden op tot meer dan drie maanden.
Oppositiepartij Groen hekelt de lange wachttijd en roept de Vlaamse regering op de wachtlijsten aan te pakken. "Wie een gebroken been heeft, wordt meteen geholpen. Maar jongeren die psychologische hulp zoeken, komen op een maandenlange wachtlijst terecht", klinkt het bij Vaneeckhout. "De toegang tot mentale gezondheidszorg zou niet mogen afhangen van de plek waar je woont."
Frieda Matthys, voorzitter van de koepelorganisatie Staten-Generaal van de Geestelijke gezondheidszorg (SGGG), noemt de lange wachtlijsten een oud zeer. "Er is minstens een verdubbeling nodig van de capaciteit om aan de zorgvraag te beantwoorden", zegt Matthys. Binnen de SGGG is er ook een werkgroep die zich bezighoudt met de wachttijden.
In het antwoord benadrukt minister Crevits wel dat de wachttijden worden bepaald door de duurtijd van de behandeling. "Hoe langer een behandeling duurt, hoe minder snel een nieuwe zorgperiode kan worden opgestart", luidt het. "Omdat CGG's gespecialiseerde hulp bieden aan patiënten met complexe, ernstige problemen die een multidisciplinaire aanpak vragen, moeten we met de interpretatie van de wachttijden hiermee rekening houden."