Tijdens de coronapandemie hebben ziekenhuizen veel te vaak patiënten behandeld met antibiotica, terwijl dat eigenlijk niet nodig was. Daardoor is er mogelijk meer antibioticaresistentie opgetreden, blijkt uit nieuw onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Hoewel slechts 8% van de opgenomen COVID-patiënten bacteriële co-infecties had waarvoor antibiotica nodig waren, werd 75% er toch mee behandeld "voor het geval ze zouden helpen".
Vooral patiënten met zware coronasymptomen kregen antibiotica toegediend.
De WHO heeft antibiotica onderverdeeld in drie categorieën: Access, Watch en Reserve. Ze vindt het dan ook verontrustend dat antibiotica die behoren tot Watch, waarbij rekening gehouden moet worden met mogelijke resistenties, het vaakst werden gebruikt. Daardoor heeft het antibioticagebruik tijdens de coronapandemie mogelijk gevolgen gehad voor de toegenomen antibioticaresistentie.
"Wanneer een patiënt antibiotica nodig heeft, wegen de voordelen vaak op tegen de risico's van bijwerkingen of antibioticaresistentie. Wanneer ze echter onnodig zijn, bieden ze geen voordeel en brengen ze risico's met zich mee. Het onnodig gebruik draagt dan ook bij aan de verspreiding van antimicrobiële resistentie", aldus de WHO.
Na de ernstigste coronapieken is het gebruik van antibiotica in Europa en Amerika wel opnieuw gedaald. De Wereldgezondheidsorganisatie roept dokters en ziekenhuizen nog wel op om "rationeel om te bijven gaan" met het gebruik ervan.