Onderzoekers van UZ Leuven zijn erin geslaagd een nieuwe methode te ontwikkelen die voorspelt welke patiënten met nierkanker baat hebben bij immunotherapie. De studie van de onderzoekers is gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Nature Medicine. Elk jaar krijgen bijna 2.000 mensen in België de diagnose nierkanker.
Dankzij immunotherapie zijn de overlevingskansen bij uitgezaaide nierkanker de afgelopen jaren spectaculair gestegen: ruim de helft van de patiënten is vijf jaar na de diagnose nog in leven, terwijl dat vroeger maar 10 procent was. De therapie slaat echter niet bij alle nierkankerpatiënten aan.
Om te onderzoeken waarom er zo'n variatie is in de doeltreffendheid van immunotherapie, en in de hoop om beter te kunnen voorspellen bij welke patiënten de behandeling zal aanslaan, zette een Leuvens onderzoeksteam een grote retrospectieve studie op. Daarbij analyseerden ze heel wat stalen van nierkankerpatiënten die de afgelopen tien jaar in UZ Leuven behandeld werden met immunotherapie.
De onderzoekers analyseerden zowel tumorbiopsieën als bloedstalen met geavanceerde labotechnieken. Via machine learning combineerden ze de genexpressie in de tumor met erfelijke kenmerken van het immuunsysteem van de patiënten, meer bepaald de HLA-genen, die in honderden variaties voorkomen. Zo slaagden ze erin een 'moleculaire handtekening' te bepalen die een duidelijk verband toonde met de klinische respons en overlevingskansen. Die link hebben de onderzoekers ook weten te bevestigen op onafhankelijke stalen van meer dan 1.000 nierkankerpatiënten uit andere internationale studies.
De analyses toonden voorts dat een succesvolle respons op immunotherapie gelinkt was aan een goede interactie tussen twee types immuuncellen, namelijk CD8+T-cellen en macrofagen. In de toekomst hopen de onderzoekers de bevindingen te kunnen gebruiken om te voorspellen bij welke patiënten immunotherapie zal aanslaan.
"Het nieuwe inzicht dat de interactie tussen bepaalde T-cellen en macrofagen, belangrijk is voor het succes van immunotherapie, opent interessante pistes voor toekomstige behandelingen", vertelt professor en medisch oncoloog Benoit Beuselinck (UZ Leuven). "Momenteel zijn we druk bezig met het opzetten van nieuwe klinische studies naar combinatietherapieën om beide celtypes te stimuleren en beter te doen samenwerken, wat effectiever kan zijn dan de huidige behandelingen."