Bevallen met de huisdokteur(e)! Is het passé composé of is er nog een toekomst? De meest intieme en levensveranderende ervaring die een vrouw ondergaat, is zwanger zijn, in blijde verwachting zijn, en baren. Per definitie is ‘zwanger worden’ en ‘zwanger zijn’ geen ziekte. Een tweede axioma is dat bevallen een natuurlijk normaal fysiologisch proces is. Mocht het anders in de evolutie verlopen zijn, dan was de mens niet het succesvolste zoogdier geworden.
De geschiedenis van de verloskunde is complex en gevarieerd en verschilt van land tot land. Bij onze noorderburen is thuis bevallen ‘immaterieel erfgoed’ en beschermd. Voordat de gynaecologen de normale zwangerschap en bevalling inpalmden, speelde de huisarts een cruciale rol die nu volledig verloren is gegaan. Dankzij de persoonlijke band met de patiënte, haar partner en familie, en de kennis van zowel medische als belangrijke psychologische voorgeschiedenis konden zij niet alleen de gepaste zorg toedienen, maar ook de chronische ziekten beheren en waren zij van onschatbare waarde bij emotionele ondersteuning van het pre-, peri- en postpartum.
Huisartsen stonden middenin het leefmilieu van de vrouw. Ze waren getraind om normale bevallingen te begeleiden, opleidingsperiodes van de eerste dag van de maand tot de laatste, 24 uur op 24 uur. Remember: ze waren doctor in de genees- en verloskunde. Vrouwen dienden niet verlost te worden, zij baarden en schonken het leven.
De ongebreidelde groei van specialisten–gynaecologen, van oorsprong terecht gefocust op de behandeling van complicaties, maakte dat zij de leidende rol zijn gaan spelen in de normale laagrisicozwangerschapszorg. Huisartsen zijn hier dus niet meer de eerstelijnzorgverleners.
Het moderne gezondheidssysteem vereist specifieke kennis, vooral van fysiologie, maar ook de pathologie, trainingen, moderne apparatuur en faciliteiten die niet standaard beschikbaar zijn bij de huisarts. Een paradox in deze evolutie is dat hygiëne en steriliteit, gebruik van antibiotica, prenatale diagnostiek, echo’s en nieuwe medicatie het mogelijk hadden moeten maken dat laagrisicozwangerschappen perfect terug naar de eerste lijn konden gaan.
Onze performante gezondheidszorg, door de patiënt-belastingbetaler gefinancierd, heeft ervoor gezorgd dat er bijna op iedere hoek van de straat in Vlaanderen een materniteit met wachtdoende specialisten beschikbaar is. De toegankelijkheid, de permanentie en continuïteit maken dit zorgproces bijzonder veilig voor moeder en kind. Mortaliteit en morbiditeit zijn in onze contreien bij de laagste van West-Europa en zijn al 30 jaar niet meer gedaald ondanks de stijgende keizersneden en ingrepen. De vrouw heeft daardoor terug de vrijheid en het recht gekregen om eigen keuzes te maken!
Kortom, de vraag of bevallen met de huisarts tot de geschiedenisboeken behoort of nog toekomst heeft, is complex en afhankelijk van veel factoren. De voordelen zijn duidelijk, maar botsen ook op enorme vooroordelen. Er zijn uiteraard uitdagingen die moeten worden overwonnen. Het is aan ons gezondheidszorgsysteem en onze beleidsmakers, om te bepalen hoe deze benadering kan worden geïntegreerd in bredere verloskundige zorg voor het welzijn van moeder en baby. Wat zeker is, is dat de keuze van waar en met wie en hoe de vrouw wil bevallen een diepgaande beslissing is die moet worden gerespecteerd en ondersteund.
De verloskunde is een vakgebied dat continu evolueert. Er is ruimte voor echte samenwerking, waarbij we ervoor zorgen dat we niet op elkaars terrein komen, maar wel de sterke punten van iedere zorgverlener, gynaecoloog, huisarts, vroedvrouw benutten: partners in crime voor gezonde zwangerschap en bevalling. Een dergelijk voorbeeld is bv. het project ‘Le Cocon’, in het Erasmusziekenhuis in Brussel.
Voorlopig kan de laatste huisarts echter het licht uitdoen in de materniteit.