Het Riziv publiceerde zopas een rapport over de impact van covid-19 op de activiteit van zorgverleners en op de uitgaven in de zorg. Gedurende de twee jaren die de pandemie intussen duurt, werd het gedrag van patiënten ernstig verstoord, soms vrijwillig maar veelal eerder onvrijwillig. De verschuivingen zijn duidelijk merkbaar in de activiteitsgraad van artsen-specialisten.
Het zopas vrijgegeven Riziv-rapport behandelt voornamelijk het jaar 2021, hoewel er ook vergelijkingen worden gemaakt met 2020, het eerste jaar van de crisis. Vanaf maart 2020 is de impact merkbaar. Het Riziv trekt eveneens parallellen met 2019. Dat jaar kan worden beschouwd als een referentiejaar om na te gaan hoe de situatie voor de crisis was.
Kijken we naar het aantal raadplegingen door specialisten (alle vakgebieden door elkaar) het afgelopen jaar dan merken we dat het aantal tot de zomer systematisch hoger ligt dan twee miljoen raadplegingen, met een piek in de maand maart (2.728.745). Deze piek staat in schril contrast met dezelfde maand van het voorgaande jaar (2020), toen amper de helft van het raadplegingen werd genoteerd. Maart 2020 was dan ook de maand die het begin van de coronapandemie inluidde.
Huisartsen maakten bij het begin van de coronacrisis een soortgelijk fenomeen mee, hoewel het verschil tussen beide maanden maart bij hen niet zo uitgesproken was. Terug naar de specialisten. Hun activiteitsgraad herstelde vanaf maart 2021 met 83,8%. In april werd zelfs bijna een verdrievoudiging vastgesteld (+277,6%). Pas vanaf de zomer werd een enigszins normaal niveau bereikt.
Recordhouders, in winst en verlies
Uiteraard was de impact niet voor alle specialismen even groot.
Bij de kinderartsen was het aantal maandelijkse raadplegingen in 2019 redelijk stabiel, met ongeveer 160.000 raadplegingen per maand, behalve tijdens de laatste twee of drie maanden. De maandelijkse activiteit van kinderartsen stortte het daaropvolgende jaar in elkaar, vooral in de maanden maart, april en mei. Vanaf maart 2021 wordt een duidelijk herstel vastgesteld met een stijging van 76,1% ten aanzien van een jaar eerder. In april werd een stijging met 172,4% vastgesteld, in mei met 94,3%. Vanaf dan is de situatie van 2019 ongeveer hersteld.
De internisten staan met stip op de eerste plaats van de specialisten met de grootste hervatting van activiteiten in 2021. Niet verwonderlijk aangezien de pandemie hen in 2020 extra hard raakte. In april 2020 stelden ze een daling van activiteiten vast met 84,1% ten aanzien van een jaar eerder. In april 2021 stelden ze bijna een vervijfvoudiging (495,2%) vast van hun activiteiten in vergelijking met april 2020. Van een overbelasting gesproken.
Ook bij de cardiologen waren de pieken in activiteit groot. Daalde die in april 2020 met 76,2%, dan verdriedubbelde hun activiteiten in april 2021.
Het verschil bij de cardiologen is niets in vergelijking met wat neurologen en neuropsychiaters meemaakten. Hun activiteiten lagen vorig jaar bijna viermaal zo hoog als een jaar eerder. Is de toename te wijten aan het enigszins laattijdige besef welke impact covid-19 heeft op de geestelijke gezondheid? Moeilijk te zeggen, maar de kans lijkt ons niet echt onwaarschijnlijk.
Godot kwam (bijna) niet
Oncologen sloegen al tijdens de coronapandemie alarm: het aantal diagnoses van kanker daalde fors. De verwachting was daarom dat er in de maanden na de eerste coronagolven een sterke stijging zou zijn van de onco-hematologische activiteit. Er was in 2021 sprake van een stijging, maar niet in de mate zoals ze werd verwacht. Ten opzichte van 2020 werd het grootste verschil gemeten in mei, met bijna een verdubbeling van de activiteit. Daarna werd het opnieuw relatief rustig. Hoewel minder uitgesproken dan in andere disciplines, was er ook in 2020 sprake van een geringere activiteit. Zal de bom later ontploffen?