Het Kartel zette onlangs in een communiqué een aantal grieven tegen de huidige regering op een rijtje. Eén daarvan luidde: “Artsen die na hun pensioen nog verder werken aan sociale tarieven hebben geen recht meer op het sociaal statuut.” Het kabinet-Bacquelaine nam contact op met Medi-Sfeer en meldde dat deze uitspraak niet klopt. We koppelden terug naar het Kartel.
Minister Bacquelaine deed volgende uitspraak: “Samen met collega De Block (Volksgezondheid en Sociale Zaken) en collega Willy Borsus (Middenstand) hebben we een akkoord bereikt voor artsen die al met pensioen waren op het ogenblik dat de wet van kracht werd. Voor artsen die daarna met pensioen gegaan zijn of nog zullen gaan, voorzien we in een oplossing waarbij de betrokkene de sociale voordelen kan behouden, maar dan met een andere bestemming dan de opbouw van een aanvullend pensioen. Collega De Block zal die bestemming omschrijven.”
Onderwerp van het debat is de wet van 18 december 2015. Daarin staat dat een zelfstandige vanaf het ogenblik van zijn pensioen geen VAPZ (vrij aanvullend pensioen zelfstandigen) meer kan opbouwen. De vraag stelt zich daarom of een arts die na zijn pensioen blijft werken aan conventietarieven, het bedrag van het sociaal statuut alsnog kan ontvangen om een VAPZ op te bouwen.
Op de site van het Riziv werd hierover op 12 december 2016 een (moeilijk leesbare) tekst gepubliceerd, die beoogt verheldering te brengen en drie categorieën onderscheidt. De eerste betreft artsen die de minimale pensioengerechtigde leeftijd bereikt hebben, maar geen wettelijk pensioen hebben aangevraagd. Voor hen verandert er niets: het bedrag van het sociaal statuut kan verder worden gebruikt voor de opbouw van het VAPZ.
De tweede categorie zijn artsen die hun wettelijk pensioen hebben opgenomen vóór de wet van kracht ging, met name 1 januari 2016. Voor deze artsen, zo schrijft het Riziv, kan het sociaal statuut nog steeds worden uitgereikt voor de opbouw van een VAPZ, op voorwaarde dat de pensioenovereenkomst werd gesloten vóór 1 januari 2016 en op die datum nog niet vereffend was.
De derde categorie verwijst naar artsen die met pensioen gegaan zijn of zullen gaan na 1 januari 2016. Zij moeten hun aanvullend pensioen opnemen. Daarom stelt het Riziv dat sociale voordelen in dat geval niet meer kunnen worden gebruikt voor de opbouw van een VAPZ.
Tweede categorie: complexiteit leidt tot verwarring
De tweede categorie leidt op het terrein tot verwarring. “We hebben hier de casus van een collega die al enkele jaren met pensioen is – dus van vóór 1 januari 2016 –, maar verder werkt, met opbouw van een VAPZ. Hij heeft zopas van zijn verzekeraar bericht gekregen dat hij geen recht meer heeft op de sociale voordelen Riziv. De verzekeraar meldt dat het contract in de loop van 2017 zal moeten beëindigd worden. Die collega snapt er niets van”, zegt dr. Paul Putzeys van het Kartel.
Bij verzekeraar Amonis antwoordt men zeer omzichtig op onze vragen. “Ieder dossier moet individueel bekeken worden”, aldus Amonis. “Dit soort zaken wordt vertrouwelijk behandeld. De precieze gegevens en gedachtegang kunnen dus alleen met de verzekerde zelf besproken worden.” Amonis bevestigt dat de praktijk op het terrein wel degelijk overeenstemt met wat op de site van het Riziv wordt aangegeven, maar wil het nog eens benadrukken: “Een arts die bijvoorbeeld zijn wettelijk pensioen vóór 1 januari 2016 heeft opgenomen, maar het VAPZ-contract voor zijn sociale voordelen pas na 1 januari 2016 heeft afgesloten, komt dus niet meer in aanmerking voor de sociale voordelen.”
Voor de volledigheid moet gezegd worden dat er bij artsen die vóór 1 januari 2016 met pensioen gingen, sprake was van twee soorten contracten in verband met het VAPZ. Dat komt omdat die artsen na hun pensionering weliswaar verder een VAPZ mochten opbouwen, maar het niet langer zelf mee bekostigen. Er werd dus op het ogenblik van de pensionering een nieuw VAPZ-contract afgesloten. In de toekomst zal een dergelijke contractwissel niet langer zinvol zijn. Dat brengt ons bij de derde categorie artsen in de tekst van het Riziv.
Derde categorie: redelijke compensatie of peanuts?
Voor wie met pensioen gaat of gegaan is na 1 januari 2016, kan het sociaal statuut niet langer bijdragen tot de opbouw van een VAPZ. Naar die categorie verwijst minister Bacquelaine als hij zegt dat zijn collega De Block een andere bestemming uitwerkt voor de sociale voordelen. Twijfels en frustratie bij dr. Putzeys: “Wat houden sociale voordelen hier in? Zullen artsen die aan sociale tarieven werken nog altijd op een behoorlijke compensatie kunnen rekenen? Of wordt het peanuts? Misschien moeten artsen die vanaf 1 januari 2016 met pensioen gegaan zijn en een heel jaar of een deel van het jaar verder gewerkt hebben aan sociaal tarief, een juridische claim tegen het Riziv overwegen. Want nu blijkt dat ze geen recht hebben op het sociaal statuut.”
De verklarende tekst van het Riziv dd. 12/12/16 vindt u hier.