Zorgnet-Icuro verzamelde cijfers over de evolutie van het aantal psychiatrische patiënten dat gedwongen wordt opgenomen. Die aantallen zitten sinds tien jaar in stijgende lijn. Zorgnet-Icuro vraagt om werk te maken van een fundamentele hervorming van het wetgevend kader rond gedwongen opname. Een werkgroep formuleerde hiervoor al in 2019 een hele reeks concrete aanbevelingen.
De afgelopen tien jaar steeg het aantal gedwongen opnames in Vlaanderen met ruim meer dan de helft. In 2010 ging het nog om 3.043 patiënten per jaar, in 2020 waren er dat al 4.735. Het betekent dat er in Vlaanderen elke dag gemiddeld bijna 13 mensen gedwongen in de psychiatrie worden opgenomen.
Bekijk je de verhouding van de gedwongen opnames ten opzichte van de totaliteit van de opnames in een psychiatrisch ziekenhuis, dan zien we ook hier een stijgende trend. In 2010 ging het om ongeveer 11% van het totaal aantal opnames; in 2020 was 1 op de 8 opnames in een psychiatrisch ziekenhuis een gedwongen opname. In het “coronajaar 2020” waren er duidelijk meer gedwongen opnames tijdens de eerste golf. Die evolutie werd niet bevestigd tijdens de tweede lockdown in het najaar.
Grote provinciale verschillen
Opvallend is dat de cijfers relatief grote verschillen tonen per provincie. In Limburg is meer dan 20% opnames een gedwongen opname, in Vlaams-Brabant is dat maar 7%. Ook West-Vlaanderen en Antwerpen scoren hoog in aantal gedwongen opnames. De sterkste stijging van de afgelopen jaren doet zich voor in de provincie Antwerpen. Daar is het aantal gedwongen opnames in de afgelopen 10 jaar nagenoeg verdubbeld.
Verklaring
De redenen voor die stijgende cijfers zijn divers. In het algemeen is er een toename van de zogenaamde “externaliserende” stoornissen, vooral bij jongeren en jongvolwassenen. Dat zijn stoornissen die te maken hebben met problemen inzake impulscontrole, middelengebruik, alcohol, agressie, eetstoornissen…
Voorts is er minder verdraagzaamheid in de samenleving ten opzichte van “afwijkend” gedrag. Of met andere woorden: bepaald gedrag wordt sneller beschouwd als afwijkend. En dus wordt sneller aan de alarmbel getrokken en de politie verwittigd.
Een gedwongen opname vormt voor de parketten ook een manier om op korte tijd het hoofd te bieden aan een crisissituatie, en dat terwijl er niet altijd sprake is van een psychiatrische stoornis én een gevaarlijke situatie voor de betrokkene of zijn omgeving. Verder wordt het systeem ook toegepast als een manier om de wachttijd te omzeilen voor een gewone psychiatrische opname.
Verouderde wetgeving
Een gedwongen opname vormt voor de betrokken persoon en zijn netwerk vaak een traumatische gebeurtenis en legt extra druk op de zorginstellingen en de medewerkers.
Margot Cloet: “De stijgende trend baart ons zorgen. We moeten streven naar zoveel mogelijk vrijwillige opnames. De adviezen om de wetgeving rond de gedwongen opname te moderniseren liggen al klaar sinds 2019. Ze bieden een kader dat hopelijk het aantal gedwongen opnames zal doen dalen. We vragen dat de minister van Justitie op korte termijn werk maakt van de aanpassing van de verouderde wet”.
Klinische evaluatieperiode
Een belangrijk element in de voorstellen is het inlassen van een klinische evaluatieperiode van max. 48u, voorafgaand aan een eventuele gedwongen opname. In die periode gebeurt er een grondige psychiatrische en medisch-somatische evaluatie en diagnostiek, die onterechte psychiatrische opnames kan vermijden en fungeren als een soort filter. De wet moet ook meer duidelijkheid brengen wat een psychiatrische aandoening precies is; de werkgroep stelt ook een standaardmodel voor het medisch verslag voor.
De federale werkgroep formuleert ook een hele reeks aanbevelingen inzake preventie en de opvang en behandeling van gedwongen opgenomen personen, bijvoorbeeld de inzet van mobiele crisisteams, de opvang in high intensive care units in de ziekenhuizen, een hogere personeelsomkadering per patiënt en de versterking van de GGZ-expertise op de spoeddiensten van de algemene ziekenhuizen.
De financiering ervan wordt ingeschat op een structurele injectie van 100 miljoen euro vanuit de federale overheid, aangevuld met inspanningen van de deelstaten (infrastructuur) en bijkomende honoraria ten laste van de RIZIV-begroting.