Juristen Raf Van Goethem en Sander Briké (Dewallens & partners) stellen met de regelmaat van een klok vast dat artsen steeds vaker samenwerken in allerlei vormen, maar er zich nog te vaak niet bewust van zijn dat het ondernemingsrecht een doorgedreven professionaliteit van die samenwerking vereist. Het inspireerde hen tot een werk over artsenassociaties dat we nu al een standaardwerk op dat vlak mogen noemen.
Waarom is een dergelijke samenwerking doorgaans niet zo simpel als ze op het eerste gezicht lijkt? “Artsen – en ook andere gezondheidswerkers - werken samen op een heel specifiek speelveld, wettelijk omlijnd door een dichotomieverbod”, legde Raf Van Goethem uit bij de voorstelling van het boek in de Grimbergse zetel van de Bank J. Van Breda en Co. De bepalingen omtrent dat dichotomieverbod bestaan al decennia omdat de wetgever al lang een grote bezorgdheid aan de dag legde omtrent de commercialisering van de geneeskunde. "Dichotomie is een verboden vorm van ereloonverdeling waarbij een arts ereloon afstaat aan een andere arts zonder dat daar een medische of andere geoorloofde tegenprestatie door de andere partij tegenover staat", definieert Van Goethem dat begrip.
Wel zijn er uitzonderingen op dat verbod, precies om te vermijden dat artsen niet meer kunnen samenwerken.
Een eerste uitzondering vormt de groepsgeneeskunde, een andere de zogenaamde gebruiksvergoeding. Die vergoeding betaal je als arts omdat bepaalde diensten of goederen om je beroep uit te oefenen, ter beschikking worden gesteld.
Het speelveld van de arts is dus begrensd. Door die begrenzing is het zeer moeilijk om investeerders zich via samenwerking te laten met artsen. "Daarnaast moet de arts-ondernemer zich met een associatie houden aan de strikte regels van het ondernemingsrecht: inschrijven in de Kruispuntbank van Ondernemingen en een professionele boekhouding zijn enkele basisregels. Maar het is verbazingwekkend dat flink wat artsen zich daar geen zier van aantrekken", waarschuwt de expert.
Botsing met scheidsrechters
"De kans is dan reëel dat ze in botsing komen met de scheidsrechters op dat speelveld." Denk aan de fiscus of de orde der artsen, al betreurt meester van Goethem dat het niet altijd duidelijk is wanneer en hoe deze scheidsrechters optreden. "Denk aan de kwesties van de fiscale fiches en de impact van de gewijzigde btw-regelgeving, of deontologische antwoorden die niet altijd stroken met een rechtlijnige toepassing van het ondernemingsrecht."
Vaak zijn artsen verenigd onder een associatierekening en wordt maar één ereloonfiche gemaakt voor het ziekenhuis (als fiscale kost) op naam van het diensthoofd. Dat kan voor de fiscus niet door de beugel. Een associatie heeft immers geen rechtspersoonlijkheid.
Om dezelfde sportbeeldspraak door te trekken: in de tribune zitten aandachtige supporters zoals het ziekenhuis dat artsenassociaties nauwgezet volgt, zeker ziekenhuisartsen betreft die in het ziekenhuis werken. Het ziekenhuis heeft belang bij een zo vlekkeloos mogelijke werking van de associatie en is daarnaast tevens betrokken partij als het zijn eigen belangen moet verdedigen. Soms probeert het invloed uit te oefenen op de afspraken binnen de associatie.
Conclusie: denk heel goed na vooraleer je als (tand)arts in een bepaalde structuur stapt.
Dit voorbeeld uit het boek mag dat duidelijk maken. Het gaat om een ‘uit het oog verloren vastgoedconstructie’. Twee ambitieuze artsen, Inge en An, gaan voor eens samenwerking en ze kopen een bouwgrond aan (privé) waarop ze hun praktijk gezamenlijk oprichten. De praktijk wordt gebouwd door hun vennootschap. Daar kunnen ze hun kosten in mindering brengen. Ze optimaliseren hun investeringen fiscaal met het recht van opstal (recht om tijdelijk eigendom van gebouwen te hebben op iemands anders grond, voor 20 jaar). Dat recht van opstal wordt aan de vennootschap gegeven. Na 20 jaar komt de eigendom dus toe aan de twee artsen-opstalgevers.
Na tien jaar (aangename) samenwerking wil An haar activiteiten in de praktijk stopzetten om haar leven een andere wending te geven. Intussen bestaat al een samenwerking met een derde arts die geen aandelen heeft in de vennootschap. Die koopt de aandelen over van An. Alle partijen tevreden. Maar tien jaar later valt een brief van An in de bus met de vraag om de huur te betalen. Ze maakt immers nog steeds aanspraak op het opstalrecht, ondanks het feit dat ze haar aandelen verkocht. An is nu mede-eigenaar van het gebouw… Jaren later volgt dus een koude douche voor de andere artsen.
Vermijd valkuilen
De initiële vraag wat de bedoeling van een samenwerking is, vormt de rode draad doorheen het boek. Die eerste stap moet de samenwerking sturen. Vaak zijn die doelen niet aangepast aan de noden van de vennoten. Men neemt ondoordacht modellen over. Bijvoorbeeld dat de associatie maar gewijzigd kan worden bij een tweederdemeerderheid terwijl diezelfde associatie slechts uit twee deelgenoten bestaat… of men ziet zaken over het hoofd zoals het recht van opstal dat 20 jaar loopt.
Naast tal van tips bevat het boek bijzondere bedingen/modellen, een verklarende woordenlijst van veel gebruikte begrippen uit het vakjargon en is het overzichtelijk gestructureerd. Een aanrader voor wie de sprong wil wagen naar een gepaste en juridisch onderbouwde samenwerkingsvorm, maar ook voor wie op dat domein al langer actief is.
Raf Van Goethem en Sander Briké: Artsenassociaties. Over professionele samenwerkingsverbanden tussen artsen. Uitg. Intersentia, 2023. ISBN 978-94-000-1554-8. Verschenen in de reeks gezondheidsrecht. Prijs: 145 euro. Tot 28 februari 2023 online te bestellen voor 101,50 euro.