Richtlijnen voor arbeidsongeschiktheid?

Tijdens de federale onderhandelingen wilde Bart De Wever ingrijpen bij te frequente voorschriften of voorschriften van lange duur, zonder een duidelijke definitie te geven van “te veel”. Moeten er richtlijnen komen? Het Riziv is niet ontevreden over dat voorstel. Benoît Collin stelt voor om samen met gezondheidswerkers en specialisten in de sociale verzekeringsgeneeskunde de mogelijkheid te inventariseren om tot een consensus te komen voor bepaalde pathologieën.

Uit een enquête in Limburg is gebleken dat er een discrepantie bestaat tussen specialisten en huisartsen voor de inschatting van de duur van de arbeidsongeschiktheid na een liesbreukoperatie. Als reactie op deze enquête bedankte Benoît Collin, administrateur-generaal van het Riziv, de artsen die hadden deelgenomen. Hij schreef: “Bij het Riziv zijn we een groot voorstander van richtlijnen, gebaseerd op medische en wetenschappelijke analyses, voor het vaststellen van indicatieve perioden van arbeidsongeschiktheid."
Maggie De Block had in 2018 al een studie besteld om gestandaardiseerde arbeidsongeschiktheidsduur te bepalen voor acht pathologieën: lage rugpijn, rotator cuff, carpal tunnel, knieprothese, borstkanker, hartaanval, lichte depressie en burn-out. Sommige landen, zoals Zweden, Spanje en Frankrijk, hebben al dergelijke richtlijnen.
Naar richtlijnen in België?
Moet dit ook in België? Volgens Benoît Collin is het moeilijk om het beleid inzake arbeidsongeschiktheid tussen landen te vergelijken, omdat elk systeem zijn eigen kader heeft. “Maar als er richtlijnen bestaan voor goede medische praktijken voor verschillende pathologieën,” voegt hij eraan toe, ”is het denkbaar om goed doordachte, indicatieve richtlijnen te ontwikkelen voor bepaalde aandoeningen."
Hij stelt voor om samen met gezondheidswerkers en specialisten in de sociale verzekeringsgeneeskunde de mogelijkheid te onderzoeken om tot een consensus te komen voor bepaalde ziekten. Dat zou dan gebeuren op een medische en wetenschappelijke basis om een voorspelbare gemiddelde duur vast te stellen. Collin stelt ook voor dat de Nationale Raad voor Kwaliteitspromotie (NRKP), die aanbevelingen voor goede praktijken moet opstellen, dit initiatief coördineert.
Besluitvormingsinstrument voor artsen
Benoît Collin onderstreept het belang van een globale en gezamenlijke aanpak om zorgverleners te ondersteunen bij de medische handeling om een stopzetting of beperking van de activiteit voor te schrijven als onderdeel van de behandeling van een patiënt. Volgens hem zou een beslissingsondersteunend instrument dat geïntegreerd is in medische software, en rekening houdt met verschillende parameters (pathologie, algemene gezondheid, type activiteit toegestaan of verboden, enz.) een echte hulp kunnen zijn. De arts kan dan een andere tijdsduur rechtvaardigen indien nodig.
Dat zou ook de validatie door controleartsen of de tussenkomst van arbeidsartsen vergemakkelijken, op een basis die vooraf met de medische sector is overeengekomen.
Terugkeer naar werk vanaf begin arbeidsongeschiktheid aanmoedigen
Het doel is om vanaf het begin van de arbeidsongeschiktheid maatregelen te nemen om de terugkeer naar het werk te bevorderen. Formateur Bart De Wever had gedacht aan de bestraffing van artsen die langer of vaker dan gemiddeld verlof voorschrijven. Natuurlijk komt misbruik voor, zowel van de kant van patiënten als van sommige artsen, maar het RIZIV meent dat dit marginaal is en dat sancties pas in laatste instantie moeten worden opgelegd.
“We kunnen het over verantwoordelijkheid hebben zonder het direct over sancties te hebben”, zegt Collin. “Het is meer een kwestie van investeren in preventie en in een vertrouwensrelatie tussen de verschillende spelers, die actief zouden samenwerken voor, tijdens en na arbeidsongeschiktheid.
Verschil in perceptie tussen specialisten en huisartsen
In het aangehaalde onderzoek merkt Benoît Collin op dat het verschil tussen specialisten en huisartsen “meer ligt in de huidige voorschrijfpraktijk dan in de ideale duur, die kan worden gedefinieerd door een richtlijn die nog niet bestaat”. Volgens hem lijken specialisten de gemiddelde hersteltijd na hun ingreep beter te kennen of te kunnen voorspellen, terwijl huisartsen beter in staat zijn om de algehele situatie van de patiënt te begrijpen, met inbegrip van zijn beroepsactiviteit en zijn vermogen om het werk te hervatten.
Dus wie is het best geplaatst om de stopzetting of beperking van een activiteit voor te schrijven na een specifieke operatie? Vanwege de verschillende pathologieën en de betrokkenheid van diverse zorgverleners bij de behandeling, kan het initiële voorschrift de verantwoordelijkheid zijn van de specialist, terwijl een eventuele verlenging kan worden besloten door de huisarts.

"Er bestaat geen vast patroon. Hoe dan ook, door overleg en samenwerking kunnen meningsverschillen worden overwonnen dankzij objectieve, wetenschappelijk onderbouwde analyses -zowel voor specialisten als voor huisartsen- om tot een consensus te komen,” besluit Benoît Collin.

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.