Het eiwit FUS is de hoofdschuldige bij de ziektes frontotemporale dementie (FTD) en Amyotrofische Laterale Sclerose (ALS). Dat blijkt uit een nieuwe studie door het laboratorium van professor Sandrine Da Cruz, gepubliceerd in Molecular Neurodegeneration, meldt Stop Alzheimer vrijdag.
FTD is een vorm van dementie op jonge leeftijd, die ongeveer twintig procent van de dementiegevallen uitmaakt. De ziekte wordt gekenmerkt door veranderingen in persoonlijkheid, gedrag en taal als gevolg van degeneratie in de frontale en temporale hersenkwabben. ALS wordt gekenmerkt door een selectief verlies van motorneuronen, wat resulteert in progressieve spierzwakte en verlamming, evenals slik- en spraakproblemen. Patiënten bezwijken meestal binnen twee tot vijf jaar na de diagnose aan de ziekte.
Bij beide ziekten veroorzaakt een eiwit genaamd 'Fused in Sarcoma' (FUS) problemen. "Normaal gesproken bevindt FUS zich voornamelijk in de celkern, maar bij sommige patiënten klontert het samen in het cytoplasma", legt Sonia Vazquez-Sanchez, mede-auteur van het onderzoek, uit.
De studie, geleid door Da Cruz van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB), onthult hoe deze FUS-aggregaten zich verspreiden en gedragen en bijdragen tot neurodegeneratie. "De aggregatie van FUS-eiwitten verergerde de leeftijdsafhankelijke cognitieve achteruitgang en gedragsstoornissen bij de muizen. Dit proces weerspiegelt wat wordt waargenomen in menselijke FTD en ALS, waar eiwitaggregaten zich verspreiden en bijdragen aan neurodegeneratie", benadrukt Vazquez-Sanchez.
Een andere belangrijke ontdekking was de soortbarrière voor FUS-aggregatie. "Toen menselijke FUS-fibrillen werden geïnjecteerd in muizen, die alleen muis-FUS tot expressie brengen, trad er geen aggregatie op. Dit geeft aan dat specifieke interacties tussen menselijke FUS-eiwitten nodig kunnen zijn voor de aggregatie en verspreiding."
Dit onderzoek ondersteunt de bredere hypothese dat bij veel neurodegeneratieve ziekten, waaronder Alzheimer en Parkinson, prionachtige mechanismen betrokken kunnen zijn. "Inzicht in deze mechanismen opent nieuwe mogelijkheden voor therapeutische strategieën gericht op het stoppen of vertragen van ziekteprogressie", besluit Vazquez-Sanchez.