In vergelijking met 2019 kreeg de retrocessie van de artsenhonoraria in de ziekenhuizen een opdoffer van 6,5%. Met de honoraria zelf was het nog slechter gesteld. Dat blijkt uit het MAHA-rapport dat vandaag werd voorgesteld. Ook enkele andere belangrijke inkomstenbronnen voor de (algemene) ziekenhuizen boerden fors achteruit. Een schematisch overzicht.
Traditiegetrouw bevat het rapport een schat aan cijfergegevens. Maar de meest ter zake doende data voor artsen hebben te maken met de evolutie van de honoraria tijdens het eerste covidjaar.
Tabel - bedrijfskosten zonder voorschotten
We stellen vast dat de ziekenhuizen 6,5% minder inkomsten vanuit de afdrachten van de artsenhonoraria puren. De artsenhonoraria zelf kregen trouwens een oplawaai van 8,5%. Daar staat tegenover dat de bezoldigingen met 4,3% stegen. Farmaproducten en apotheek, een andere inkomstenbron, bleven nagenoeg stabiel (-0,7%) daar waar ze de voorgaande jaren nog groeiden. De post supplementen en nevenproducten kelderde met bijna een kwart, de laagvariabele zorg ging met 14% achteruit in vergelijking met 2019.
De druk op de bezoldigingen en tegelijk de aanzienlijke minderinkomsten zetten de ziekenhuizen (en de artsen) dus in een onmogelijke spreidstand.
In 2019 tekenden de ziekenhuizen weliswaar een courant resultaat op van plus 0,72%, iets beter dan de 0,54% het jaar voordien. Maar de marge blijft ten eerste flinterdun en ten tweede heeft dit te maken met de toegekende voorschotten. Voorschotten die in 2023 afgerekend moeten worden. Veel ruimte voor nieuwe investeringen is er zo amper, terwijl de sector schreeuwt om belangrijke injecties, onder meer voor cybersecurity, verplegend personeel, vergroening, vergrijzing en infrastructuur.