De Bvas blaast het medisch-farmaceutisch overleg nieuw leven in en steunt de apothekers in het probleem van de tarifering per eenheid in RVT-ROB's.
Sinds 1 april zullen de apothekers problemen kennen met de wekelijkse tarifering per eenheid. Zij moeten dan een behandeling voor een week afleveren met de door de arts bepaalde posologie en tegen een eenheidsprijs die op de prijs van de grootste verpakking gebaseerd is. Deze maatregel is bedoeld om verspilling in de RVT-ROB's te voorkomen. Maar het is de apotheker die er de financiële gevolgen van zal dragen. De apotheker ontvangt een forfaitair honorarium per patiënt en per week van 3 euro (het resultaat van de transformatie van het huidige honorarium), ongeacht het aantal afgeleverde geneesmiddelen. Hij kan ook onder bepaalde voorwaarden de rest van een niet volledig verbruikte verpakking hergebruiken voor een andere patiënt in een RVT-ROB. Hij moet daarvoor een overeenkomstig voorschrift ontvangen.
"Nu zult u zeggen dat dit het probleem van de apotheker is!", aldus Bvas-voorzitter Roland Lemye. "Toch hebben de twee beroepen meer belang bij eendracht zoals vroeger. Een gemeenschappelijk front artsen-apothekers heeft lang gewerkt. In 1964 en 1980 hebben de apothekers en de artsen samen gestaakt. In 2002 hebben de apothekers samen met ons betoogd", blikt Lemye terug. "Op het terrein was een vorm van samenwerking tot in het begin van de jaren 1990 de regel. De twee beroepen ontmoetten elkaar vaak, vooral op basis van de magistrale bereiding. In 1993 gaf de regering die laatste de genadeslag. De meeste in de magistrale bereiding gebruikte producten werden niet langer terugbetaald. Zelfs de uitzonderingen werden niet meer terugbetaald als de arts in de formule een niet-terugbetaald product opnam. Toen de apothekers andere rollen zochten voor hun beroep, kon dat tot onbegrip, ergernis of irritatie bij de artsen leiden."
Lemye is er zich van bewust dat sommige apothekers wel eens het terrein van de (huis)arts opzoeken, maar "zeggen dat zij in de plaats van de artsen willen treden, zou overdreven zijn. Omgekeerd moeten we toegeven dat de apotheker in zijn eigen domein meer weet dan wij. Het domein van de chemie, de farmacologie, de wisselwerkingen, de risico's van polymedicatie. De twee beroepen zijn vooral complementair op het vlak van het correcte gebruik van het geneesmiddel en de juiste naleving. Hun samenwerking kan een buitengewone meerwaarde opleveren voor het correcte gebruik en kan de risico's van geneesmiddelen beduidend verminderen."
Klimaat van vertrouwen en overkoepelende vzw
De Bvas wil een klimaat van vertrouwen en samenwerking herstellen en moedigt onderlinge ontmoetingen en communicatie aan. "Het zou ook nuttig zijn om het voorschrift te gebruiken, zowel op papier als elektronisch. De arts beschrijft zijn diagnose op het voorschrift voor de fysiotherapeut en de verpleegkundige, waarom dan ook niet op dat voor de apotheker? In ruil zou de apotheker ons, met het akkoord van de patiënt, kunnen informeren over het gebruik door de patiënt van geneesmiddelen die wij niet hebben voorgeschreven. De coherentie van de boodschappen zal ook voorkomen dat wij tegen elkaar worden opgezet. Sommige patiënten zouden twee stenen met elkaar kunnen doen ruziën", aldus nog Roland Lemye, die tot slot uithaalt naar de ziekenfondsen. "Het medisch-farmaceutisch overleg staat al vele jaren (6 of 7) op het programma van de medicomut en van de equivalente commissie voor de apothekers. Het is er nooit gekomen. Omdat de ziekenfondsen het overleg wilden beperken tot de bevordering van het voorschrijven van generieke middelen of middelen op stofnaam, en omdat zij wensten dat het overleg op het terrein hun imprimatur zou krijgen. Voor ons was dat een non possumus. De apothekers stellen nu voor om samen een vzw te stichten die de twee beroepen onafhankelijk van de ziekenfondsen kan laten optreden. Hoewel er nog problemen bestaan met de positionering van de syndicale organisaties, meen ik dat wij de kans te baat moeten nemen en concreet onze wil moeten tonen om het correcte gebruik van geneesmiddelen te bevorderen."
-
De beroepsorganisaties moeten er de hoofdlijnen van bepalen.
-
De organisaties op het terrein moeten de doelstellingen zo op een eigen manier binnen het omschreven kader in de praktijk brengen.
-
De individuele artsen en apothekers moeten een dialoog voeren om een beter gebruik door hun patiënten te bevorderen.