Gespecialiseerde centra voor interventionele beroertezorg zullen de levenskwaliteit van patiënten verbeteren, gespecialiseerde beroertenetwerken nog meer. Dat zegt dr. Peter Vanacker, vasculair neuroloog AZ Groeninge Kortrijk. Vier randvoorwaarden moeten dan wel vervuld worden.
Op 1 februari 2019 verscheen een programmatie in het Belgisch Staatsblad over het maximale aantal centra voor interventionele beroertezorg in ons land. Weldra zullen binnen de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid en op deelstaatniveau erkenningen toegewezen worden aan individuele ziekenhuizen. Hierdoor erkent minister De Block de absolute noodzaak om supraregionale expertise-centra op te richten waar de patiënt terecht kan voor alle hypergespecialiseerde beroertezorg (zowel neuro-interventioneel, neurochirurgisch als diagnostisch). En dat door een performant, goed georganiseerd zorgteam met continue beschikbaarheid van de nodige stroke-expertise (24/7).
Vier randvoorwaarden moeten dan wel vervuld worden:
1. Bevorderen kwaliteit lokaal aanbod:
Lokale, goed uitgebouwde beroerte-eenheden zijn absolute voorwaarden om een snelle adequate opvang, diagnostische uitwerking en zo nodig doorverwijzing te krijgen van alle ischemische en hemorragische beroertes. Via gemeenschappelijke zorgprotocollen, gezamenlijke kwaliteitsbewaking en correcte heen- en terugverwijsafspraken werken zij nauw samen in supraregionale netwerken. Helaas blijft de proportie aan patiënten met een ischemisch CVA, behandeld met intraveneuze trombolyse, laag ten opzichte van de Europese buurlanden (België 11.4%, vs. Nederland 20.6% en Duitsland 17%).(1) Blijven investeren in de basiszorg voor onze beroerte-patiënten blijft dan ook cruciaal. Dat kan door betere sensibiliseringscampagnes naar het brede publiek, door correcte opvang en diagnostiek op spoedgevallen met onder andere cerebrale beeldvorming (met angiografie/perfusie) en continue beschikbaarheid van een neuroloog met beroerte-expertise. Ziekenhuiserkenningen toewijzen voor lokale beroerte-eenheden, zoals voorzien in het KB uit 2014, en externe kwaliteitscontrole is hiervoor primordiaal.
2. Adequate prehospitaal-opvang:
Dat vereist dat er voldoende geïnvesteerd wordt in ambulanciers met kennis van zaken. Zij hebben een essentiële taak in diagnosticeren van potentiele beroerte-patiënten, al dan niet via gevalideerde schalen, en te triëren naar het centrum waar men de meest aangepaste zorg kan aanbieden zonder nodeloos tijdverlies. In de toekomst zullen mathematische modellen toelaten om uit te rekenen welke patiënt best wordt getrieerd door de ambulanciers naar het dichtstbijzijnde basis-beroertezorgcentrum, al dan niet naar het verder gelegen trombectomie-centrum. (2) Elk supraregionaal netwerk moet deze analyse voor zichzelf opmaken. In de toekomst zullen stroke-experten ook prehospitaal evaluaties opstellen aan de hand van de beschikbare telemedicine-oplossingen aanwezig in de ambulances.(3)
3. Nabijheid zorg:
Er dient voldoende aandacht te gaan naar de zorgnabijheid. Dat vereist een correcte spreiding van de 15 centra over het volledige Belgische grondgebied. Om alle patiënten kans te geven om in aanmerking te komen voor de tijdsafhankelijke rekanalisatie-behandelingen (=intraveneuze trombolyse en/of trombectomie) dienen de aanrijtijden in kaart gebracht te worden voor alle eerstelijnsregio’s. Mensen in dunbevolkte gebieden dienen we binnen correcte aanrijtijden en hypergespecialiseerd te kunnen bereiken. Het zal een taak zijn voor de beroertenetwerken om deze aanrijtijden in kaart te brengen.
4. Correcte doorverwijzing:
Eenvoudig gesteld komt maximaal 5-7.5% van alle hersentromboses in aanmerking voor deze hooggespecialiseerde behandeling, tenminste indien men snel genoeg getrieerd wordt naar zo'n centrum. (4) De recente uitbreiding van het tijdsvenster voor mechanische trombectomie tot 24u post-CVA zal leiden tot maximaal 1 à 2% extra verwijzingen voor trombectomie. (5) Dat vereist dat binnen deze netwerken heel transparante afspraken worden gemaakt rond indicatie, patiënten-selectie en doorverwijzing.