Met een persconferentie dinsdag vestigen het Fonds Henry Van de Velde en de Faculteit Architectuur van de ULB La Cambre de aandacht op een bijzondere verjaardag: het is een eeuw geleden dat in het Duitse Weimar het Bauhaus werd opgericht door Walter Gropius. Het Bauhaus werd zowat de kunstacademie voor de avant-garde in het interbellum. Ook al heeft deze stroming slechts 14 jaar bestaan, in die korte tijd heeft ze een rol van doorslaggevende betekenis gespeeld in de kunst en vormgeving van de 20ste eeuw. Op 15 februari organiseren het Fonds Henry Van de Velde en La Cambre een colloquium over Bauhaus en Van de Velde. Experten uit binnen- en buitenland zullen dan de rol en betekenis van Bauhaus en Van de Velde in kaart brengen. Ook in Duitsland worden de komende weken en maanden diverse prestigieuze tentoonstellingen georganiseerd over Bauhaus.
In de Duitse stad Weimar richtte de Berlijnse architect Walter Gropius op 1 april 1919 het Bauhaus op. Deze nieuwe academie moest een plek zijn waar architectuur, schilderkunst en beeldhouwkunst zouden samensmelten. Gropius had de gruwel van de Eerste Wereldoorlog overleefd en hij was bezeten van utopische ideeën die hij neerpende in zijn Bauhaus-manifest: "Laten we samen het nieuwe gebouw van de toekomst creëren, [...] dat naar de hemel zal reiken uit de miljoenen handen van ambachtslieden, als een kristallen symbool van een nieuw geloof."
Slechts 14 jaar heeft het Bauhaus bestaan, net zo lang als de Weimarrepubliek. In die periode moest de school twee keer onder politieke druk verhuizen: in 1925 naar Dessau en in 1932 naar Berlijn. Na Gropius waren er nog twee directeurs: Hannes Meyer volgde hem in 1928 op en in 1930 kwam Ludwig Mies van der Rohe aan het hoofd van Bauhaus. In totaal hebben er zo'n 1.500 studenten uit een 30-tal landen les gevolgd. Zij verspreidden het gedachtegoed over de hele wereld. Ook vandaag is er nog wereldwijd invloed van Bauhaus terug te vinden in design en architectuur.
De school in Weimar waar het allemaal begon, een gebouw uit 1911 van onze landgenoot Henry van de Velde, bestaat nog steeds. Het heet nu Bauhaus-Universität en behoort sinds 1996 tot het Unesco werelderfgoed. Gropius trok bekende kunstenaars aan om les te geven in Weimar zoals Paul Klee en Wassily Kandinsky. Er waren werkplaatsen voor metaalbewerking, boekbinden, drukkunst en weefkunst; later kwamen daar nog glas en keramiek bij. De conservatieve politici in Weimar kregen echter problemen met de vrijgevochten geesten van het Bauhaus. In 1925 maakte de overheid van Thüringen bekend dat zij de contracten van Gropius en zijn docenten niet zou verlengen. De directeur besloot daarop zijn school te verhuizen.
Binnen een jaar bouwde Gropius een nieuwe school in Dessau in de deelstaat Saksen Anhalt: een strak gebouw van glas, staal en beton, met een loopbrug tussen de twee schoolblokken. Toen het in 1926 werd opgeleverd, kwamen architecten uit de hele wereld ernaar kijken.
Maar de nazi's sloten in 1932 de academie. Daarop verhuisde het Bauhaus nog kortstondig naar een oude fabriek in Berlijn. Na een inval van de nazi's was het op 19 juli 1933 definitief afgelopen. De voormalige directeurs Gropius en Mies van der Rohe trokken naar de Verenigde Staten, waar ze les gaven aan gereputeerde universiteiten. Zij zorgden ervoor dat Bauhaus een van de meest invloedrijke architectonische en vormgevende stromingen van de voorbije 100 jaar werd.
In Duitsland krijgt de Bauhaus-verjaardag enorm veel belangstelling met vele tentoonstellingen, muziek- en dansvoorstellingen, symposia, colloquia en workshops doorheen het komende jaar. Het startschot wordt morgen/woensdag gegeven met het openingsfestival op diverse locaties in Berlijn van 16 tot 24 januari. Meer info daarover op www.bauhausfestival.de. .