Het protocolakkoord dat vandaag werd gepubliceerd in Het Staatsblad, licht de uitgangspunten van geïntegreerde zorg nog eens toe: zorg en welzijn zodanig organiseren dat ze veel meer gericht zijn op de doelstellingen van de zorgvrager en de context waarin die leeft (persoons- en gemeenschapsgerichte zorg); en dat vanuit een doelgerichte, populatiegerichte en holistische benadering. De mosterd wordt gehaald bij het Nederlandse Regenboogmodel. De financiering wordt een politiek kluwen.
Zowel de deelstaten als federale overheid voeren binnen hun bevoegdheden hervormingen door die hieraan bijdragen: zowel horizontale integratie tussen verschillende diensten en disciplines binnen de zorg- en welzijnssector, als verticale integratie, met de gespecialiseerde zorg, volgens een holistische benadering en afgestemd op alle niveaus van het brede spectrum van zorg en welzijn (van gezondheidsbevordering tot palliatieve zorg). Dat moet de zorgcontinuïteit en zorgervaring verbeteren. Geïntegreerde zorg wordt sterk gedreven door de Quintuple Aim (5AIM), met de welbekende vijf doelstellingen.
Regenboogmodel
Het Interfederaal plan heeft een dynamisch en evolutief karakter, dat maximaal wordt toegespitst op de veranderende noden van het terrein en steeds met een geïntegreerd en effectief zorgsysteem als uitgangspunt. Daarbij dient er tegelijkertijd op diverse niveaus en op verschillende gradaties van zorgintegratie worden gewerkt, zowel horizontaal als verticaal; dat vraagt dus om actie op meerdere fronten tegelijk, cfr. Regenboogmodel van Pim Valentijn. Op dat model inspireert zich dr. Ri De Ridder, directeur volksgezondheid/gezondheidszorg van de beleidscel van minister Vandenbroucke.
Concreet start men met volgende doelgroepen (te specificeren per deelstaat), bijvoorbeeld:
• Perinatale zorg;
• Kwetsbare personen;
• Obesitas bij kinderen en jongeren.
De samenwerking voor het Interfederaal plan geïntegreerde zorg wordt gestructureerd in 8 afspraken die een integraal geheel vormen.
Financiering
Voor de uitvoering van het Interfederaal plan komen de federale overheid en elke deelstaat een co-financiering overeen. De co-financiering omvat twee delen (microniveau en mesoniveau).
De concrete aanwending van effectieve bedragen wordt vastgelegd in bilaterale overeenkomsten tussen het Verzekeringscomité van het Riziv en de aangewezen instanties, en meegedeeld aan de interministeriële conferentie.
De deelstaten en de federale overheid engageren zich om elkaar te informeren over de ontwerpregelgeving die nodig is voor de uitvoering van dit protocolakkoord.
Dit plan kan differentiëren per deelstaat, rekening houdend met de specifieke bevoegdheden, visie, methodiekontwikkeling en strategie van de deelstaten, en de mogelijke asymmetrische toepassing. Duidelijke verantwoordelijkheden, governance en dergelijke dienen tevens afgestemd te worden in functie van de deelstaat.
De sturing en opvolging van dit implementatie- en veranderplan wordt verzekerd door de interkabinettenwerkgroep geïntegreerde zorg (IKW GIZ) en het InterAdministratief Platform (IAP). Onder leiding van IKW GIZ en IAP wordt het plan opgemaakt met betrokkenheid van zowel beleidsverantwoordelijken als wetenschappelijke partners en stakeholders waar relevant, om de toepassing en uitvoering zo vlot mogelijk te laten verlopen.
Het protocolakkoord, inclusief de 8 afspraken, is goedgekeurd door de ministers van Volksgezondheid van de federale overheid en de deelstaten. Het protocolakkoord gaat in met terugwerkende kracht op 8 november 2023.
Deze negen gezondheidsexcellenties tekenden het protocol:
Voor de federale Staat :
De Vice-eerste Minister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
F. VANDENBROUCKE
Voor de Vlaamse Gemeenschap:
De Viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
H. CREVITS
Voor het Waalse Gewest :
De Vicepresident en Minister van Werk, Vorming, Gezondheid, Sociale Economie, Sociale Actie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten van de Waalse Regering,
C. MORREALE
Voor de Franse Gemeenschap :
De Vicepresident en Minister van Kind, Gezondheid, Cultuur, Media en Vrouwenrechten van de Franse Gemeenschap,
B. LINARD
Voor de Franse Gemeenschap :
Minister voor Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie, Wetenschappelijk Onderzoek, Universitaire Ziekenhuizen, Jeugdzorg, Justitiehuizen, Jeugd, Sport en de Promotie van Brussel van de Franse Gemeenschap,
F. BERTIEAUX
Voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie :
Het lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, belast met Gezondheid en Welzijn
Voor de Franse Gemeenschapscommissie :
Het lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met Maatschappelijk welzijn en Gezondheid,
A. MARON
Voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie :
Het lid van het College van de Vlaamse Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, belast met Begroting, Financiën, Welzijn, Kinderopvang en Stedenbeleid,
E. VAN DEN BRANDT
Voor de Franse Gemeenschapscommissie :
Het lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met Gezondheidspromotie, Gezin, Begroting en Openbaar Ambt,
B. TRACHTE
Voor de Duitstalige Gemeenschap :
De Viceminister-President en Minister van Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, Ruimtelijke Ordening en Huisvesting van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap,
A. ANTONIADIS