Frieda Gijbels (N-VA) meent in de Kamerdiscussie over de wet patiëntenrechten (WPR), net als minister Vandenbroucke dat die WPR voor ingrijpende veranderingen zorgt op het werkveld. Er werden 220 adviezen verstrekt aan de minister. Ze vraagt daar inzage in en formuleerde nog flink wat andere pertinente opmerkingen inzake nomenclatuur, verplichte kostenberekening, persoonlijke notities. Vandenbroucke gaf zijn visie op zijn beurt.
Frieda Gijbels wijst op het grote amalgaam van organen in dit wetsontwerp: de Toezichtcommissie, de Federale commissie Rechten van de patiënt, de Federale Ombudsdienst Rechten van de patiënt, de lokale ombudsfuncties en de Orde. Hoe zal de patiënt weten tot welk orgaan hij zich moet wenden?
Nomenclatuur, therapeutische exceptie
Het ontwerp bepaalt dat de arts voldoende tijd moet nemen voor uitleg aan de patiënt over de ziektetoestand en de behandeling. Frieda Gijbels dringt erop aan om hiervoor in de nomenclatuur ruimte te voorzien. Wanneer de minister het heeft over de gradualiteit van de mededeling aan de patiënt, dan is dit voor haar een bewijs van regelneverij. Het normale gesprek tussen zorgverstrekker en patiënt verstart, het vertrouwen tussen de partijen neemt af waardoor de kwaliteit van de zorg bedreigd wordt. Mogelijk leidt het wetsontwerp tot een juridisering van de gezondheidszorg.
De patiënt mag, met medeweten van de zorgverstrekker, een geluidsopname maken van de consultatie. Gaat dat niet te ver?
Ze wijst erop dat het wetsontwerp heel wat zaken tot in de details regelt. Waarom wordt er niet meer vertrouwd op de inzichten van de zorgverstrekker? Zorgverstrekkers moeten zich al aan hun deontologie houden. Ze stelt voor om de herformulering van de therapeutische exceptie te schrappen want dat komt de vertrouwensrelatie tussen patiënt en arts niet ten goede.
Frieda Gijbels vindt de persoonlijke notities een belangrijk concept en dat kan nooit ten nadele van de patiënt zijn. Die persoonlijke notities zijn verwijderd uit de wetgeving op basis van adviezen van de Orde der Artsen en de Federale Ombudsdienst. De minister poogt met de gradualiteit een mouw te passen aan de afschaffing van de persoonlijke notities maar dan blijkt de therapeutische exceptie toch een zware maatregel te zijn. Ze dringt erop aan manoeuvreerruimte te laten als de arts informatie verstrekt over de financiële kost van een behandeling. Het is onmogelijk om steeds een precieze financiële inschatting te geven. Zal de zorgverstrekker zich niet indekken door een (te) hoge kosteninschatting te maken?
De patiënt moet de kosten van een ingreep of behandeling kunnen inschatten. Maar dat kan nooit perfect zijn en de gebrekkige opbouw van de nomenclatuur speelt daarin mee. Sommige verstrekkingen worden maar één keer per kalenderjaar terugbetaald. Een zorgverstrekker heeft daar niet altijd zicht op want die behandeling kon door iemand anders al zijn uitgevoerd. De spreekster pleit ervoor om alle beperkingen per kalenderjaar of alle voorafgaande voorwaarden te schrappen. Zo kan wel een correcte inschatting van het prijskaartje gemaakt worden.
Paternalistisch?
De patiënt moet een afschrift van het patiëntendossier elektronisch kunnen verkrijgen. Dat kan pas zodra het Belgian Integrated Health Record en het federale e-healthplan operationeel zijn. Wanneer mag dat plan verwacht worden? Minister Vandenbroucke stelt dat het principe van een strikt persoonlijk en vertrouwelijk patiëntendossier te paternalistisch is, wat onbegrijpelijk is voor het N-VA-kamerlid. Het is immers belangrijk dat dit persoonlijk en vertrouwelijk blijft. Er kan toelating gegeven worden aan derden voor inzage, mits de nodige omzichtigheid.
Gijbels wijst erop dat wanneer een klacht wordt ingediend bij de Orde der artsen, er eigenlijk geen terugkoppeling is. De patiënt blijft in het ongewisse over het resultaat van zijn klacht. Zal die patiënt betrokken worden bij het proces van klachtenbehandeling? Ze gaat in op de vrije keuze van zorgverstrekker. Bij de behandeling in een wijkgezondheidscentrum is er eigenlijk geen vrije keuze. Is dit in tegenspraak met de rechten van de patiënt?
Portfolio
Frieda Gijbels heeft verder een bedenking bij het portfolio. Bepaalde bekwaamheden zoals zich toeleggen op patiënten met bijzondere noden worden niet als bijzondere beroepstitel erkend. Ze vraagt daarvoor de nodige ruimte wanneer het gaat over de raming van de financiële kost van een behandeling omdat de kost niet altijd juist ingeschat kan worden.
De minister treedt haar bij voor haar opmerkingen over het portfolio. In de kwaliteitswet vormen de regelingen over het portfolio een gedeeltelijk antwoord. In het portfolio kan de gezondheidszorgbeoefenaar precies aangeven wat zijn competenties en kwalificaties zijn, ook al gaat het niet over erkende titels. Praktijkinformatie wordt geregeld in artikel 31 van de kwaliteitswet, bijzondere beroepstitels moeten worden vermeld. Nieuwe beroepstitels horen thuis in een debat over de wet uitoefening gezondheidszorgberoepen.
Dat een arts die in een rusthuis handelingen verricht, valt onder de toepassing van de WPR, bevestigt de minister. Het instituut waar gewerkt wordt, kan onder de bevoegdheid van een deelstaat vallen. Van zodra studenten gezondheidszorgbeoefenaars zijn (bijvoorbeeld een arts met een basisdiploma) vallen ze onder dit wetsontwerp WPR.
Voor mensen die prestaties leveren maar nog geen gezondheidszorgbeoefenaar zijn, kunnen op een graduele manier eventueel rechten erkend worden. Vandenbroucke denkt aan de bekwame helper. Maar stellen dat elk andere beroepsbeoefenaar in al wat hij doet tegenover de patiënt onderworpen is aan de WPR gaat voor Vandenbroucke te ver.
Wat de mails betreft van individuele personen met een reactie op de nieuwe WPR, die Frieda Gijbels wil inzien: “Die personen mailden niet in de veronderstelling dat deze reactie openbaar zou worden gemaakt. Bovendien zouden sommigen aan de hand van specifieke details in hun bericht geïdentificeerd kunnen worden. Dat kan niet de bedoeling zijn”, hield de minister de boot af.