Bijna drie op de tien (28 procent) mensen leefden vorig jaar onder de armoededrempel in Brussel. Dat is opvallend meer dan in Vlaanderen (8 procent) en Wallonië (15 procent). De ongelijkheid is bijzonder uitgesproken in de hoofdstad, zo blijkt uit de Welzijnsbarometer van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad.
Arme mensen zijn in Brussel armer dan elders in België en rijke mensen zijn er rijker, stelt het rapport. De armste 10 procent moet rondkomen met 985 euro per persoon per maand, voor heel België ligt dat cijfer op 1.250 euro per maand. De armoededrempel zelf ligt op 1.450 euro voor een alleenstaande. Aan het andere uiterste geniet de rijkste 10 procent in Brussel van een inkomen hoger dan 4.120 euro per persoon per maand. In de rest van België beschikt dat deel van de bevolking over meer dan 3.735 per maand.
De kosten voor een woning verergeren de ongelijkheid. De 10 procent Brusselaars met het laagste inkomen geven meer dan 45 procent van hun inkomsten uit aan huisvesting. Voor het rijkste deel is dat nauwelijks 10 procent. Na de uitgaven voor hun woonkosten varieert het beschikbare budget per persoon van 9 tot 100 euro per dag, aldus het Observatorium.
Van de 20 procent rijkste Brusselaars is de meerderheid Belg of komt het grootste deel uit de Europese Unie. Het aandeel mensen met een laag inkomen heeft dan weer vaker niet-Europese roots of een niet-Europese nationaliteit.
Ruim 45.000 mensen ontvingen vorig jaar een leefloon in Brussel, een stijging met meer dan 50 procent over tien jaar. Volgens de studie is de socio-economische context in Brussel verslechterd door de corona- en energiecrisis. Ook de komst van Oekraïense vluchtelingen en de opvangcrisis hebben een impact. De hoofdstad telt ook zeker 50.000 sans-papiers.