Het Grondwettelijk Hof stelt dokter Erik Timmermans, adviserend arts, in het ongelijk. Dokter Timmermans eiste alsnog het recht op voor een sociaal statuut.
Vorig jaar (artikel 32 van de wet van 17 juli 2015 houdende diverse bepalingen inzake gezondheid) sloot minister Maggie De Block een achterpoortje dat artsen onterecht toegang gaf tot het sociaal statuut. Nogal wat adviserend artsen maakten daar voordien misbruik van. Dokter Erik Timmermans liet het daar niet bij. Hij ging bij het Grondwettelijk Hof in beroep om dit artikel te laten vernietigen, maar ving bot.
"Aangezien adviserend geneesheren in beginsel geen praktijk mogen voeren en dus geen honoraria aan patiënten mogen aanrekenen, is hun uitsluiting van die sociale voordelen redelijkerwijze verantwoord", adus het Hof.
Timmermans stoelde zijn betoog onder meer op het feit dat het niet verboden was om die sociale voordelen toe te kennen aan schoolartsen, verzekeringsartsen, geneesheren-deskundigen en medische directeurs, hoewel ook die artsen niet rechtstreeks honoraria aanrekenen aan patiënten. Een schending dus van het gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel.
Het Hof repliceerde dat het aan deze artsencategorieën niet verboden is om, ter aanvulling van de uitoefening van die functies, een privépraktijk te voeren. Zij kunnen ook in het conventiesysteem stappen. En ze kunnen door de regering ook uitgesloten worden van het sociaal statuut als ze geen honoraria aanrekenen aan hun patiënten.
De uitsluiting van de adviserend geneesheren van het sociaal statuut impliceert overigens geenszins dat zij van elk sociale voordelen verstoken zouden zijn: ze hebben recht op vakantie en verlof, een vergoeding in geval van tijdelijke arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, zwangerschap, arbeidsongeval of ongeval, een jaarlijkse rente in geval van invaliditeit en het recht op een pensioen (60% van de gemiddelde bezoldiging over de vijf laatste jaren na een volledige loopbaan van 33 jaar).