Het proefproject 1733 zit in een vierde fase – de integratie van huisartsspecifieke protocollen - en nadert zijn eindpunt. Dr. Chris Van Der Mullen stelt vast dat de kaap van 20.000 calls gerond werd en na triage door de operatoren zich geen noemenswaardige incidenten of veiligheidsproblemen voordeden.
Even recapituleren: tot nu toe werd een handboek gebruikt in de noodcentrales 112 voor (levensbedreigende) oproepen. Daarin staan 40 protocollen die de operator in staat stellen om de ernstgraad in te schatten, wat dan weer leidt tot de keuze voor paramedische interventieteams (PIT’s), MUG of ambulance. Probleem: een massa oproepen was niet voor dringende geneeskundige hulpverlening (DHG) bestemd. Toch kon de operator nooit de keuze voor een huisarts voorstellen.
Daarom kwam er in januari 2015 via de multidisciplinaire werkgroep Leuven-Tienen een plan tot stand om niet-planbare zorg te verbeteren (eerste fase). In 2016-2017 werd dat uitgetest met de Universiteit van Antwerpen (tweede fase). Vervolgens werden de 40 protocollen uitgebreid met 18 huisartsspecifieke protocollen (derde fase) die de goedkeuring kregen van de federale regering. Die zijn nu uitgetest (vierde fase) voor de regio Tienen-Leuven (360.000 inwoners, circa 400 huisartsen). Er zijn drie ziekenhuizen en twee wachtposten bij betrokken, en de noodcentrale 112.
Dokter Van Der Mullen: “Het gaat hier niet alleen om de samenwerking tussen huisartsen en spoeddiensten, maar ook de noodcentrale die moet samenwerken met de medewerkers van de wachtposten, en met die van de spoeddiensten.”
> U heeft nu 40% van dit artikel gelezen. Lees het volledige artikel, alsook het dossier over de bewakers en het nieuw wetsvoorstel van Maggie De Block, in de papieren editie van Medi-Sfeer (598). Deze week in jullie brievenbus...