De verschillende syndicaten en beroepsorganisaties vroegen meer financiering na de laatste verkiezingen, een vraag gebaseerd op hun werklast. Een recent opgerichte werkgroep in het Verzekeringscomité van het Riziv zal nieuwe wegen verkennen.
Deze groep bestaat uit vertegenwoordigers van de acht sectoren die geld krijgen voor hun representatieve beroepsorganisaties (bandagisten/orthopedisten, logopedisten, artsen, vroedvrouwen, apothekers, tandartsen, verpleegkundigen).
Sinds september 2021 kwam de werkgroep zes keer bijeen.
Onvoldoende middelen
Ter herinnering: de artsensyndicaten krijgen ongeveer 1.300.000 euro (voor de drie syndicaten samen). Voor Paul de Munck, voorzitter van de GBO, is dat niet genoeg: "De werkdruk neemt toe en dat moet je meenemen. De middelen moeten omhoog. Zelfs met de lidmaatschapsgelden lukt het ons niet om een professionele organisatie te runnen die de taken die ons zijn opgedragen, aankan.
Het bedrag wordt ook door Bvas beschouwd als "ontoereikend om alle taken uit te voeren".
Vier belangrijke hervormingsaspecten
Uit de besprekingen van de werkgroep kwamen vier belangrijke aspecten naar voren voor de financiering van representatieve beroepsorganisaties:
- Een eerlijke financiering waardoor elke sector kwalitatief vertegenwoordigd kan zijn op het overleg over de verplichte ziekteverzekering.
- een geharmoniseerde basis voor alle sectoren, met specifieke componenten die rekening houden met sectoriële bijzonderheden.
- De parameters die bij de financierings-, toezichts- en verificatieprocedures worden gebruikt, moeten duidelijk omschreven en meetbaar zijn.
- Transparantie en integriteit zijn de sleutel.
Budgetten beter toewijzen
Verscheidene leden van de werkgroep plaatsten vraagtekens bij de huidige verdeling van het budget over de sectoren en bij het feit dat zes sectoren een gelijk deel van het budget krijgen. Zij zijn voorstander van een verdeling van de totale begroting op basis van de werklast van elke sector. In de werkgroep werd geen consensus bereikt over de verdeelwijze van dat totaalbudget. Uit de bespreking kwamen echter wel enkele wegen/mogelijkheden naar voren voor eventuele toekomstige besprekingen.
Mogelijke parameters voor deze verdeling:
- aantal nomenclatuurcodes (hier werd verwezen naar de complexe nomenclatuur van artsen; deze parameter kan men zien in samenhang met het "aantal mandaten en vergaderingen")
- aantal zorgverleners
- aantal mandaten en vergaderingen
Juridische vorm van beroepsvereniging zal verdwijnen
Misschien kan men overgaan naar een jaarlijks bedrag dat in twee termijnen wordt betaald: 75% vóór 31 maart van het betrokken jaar (of binnen een maand na de bekendmaking van het koninklijk besluit). De resterende 25% wordt toegekend als wordt aangetoond dat er voldoende vertegenwoordigingskosten zijn gemaakt.
Het Directoraat Financiën controleert dit door de jaarrekeningen voor het betrokken jaar te checken. Voor deze controle wordt een periode van drie maanden uitgetrokken. Bovendien moet elke beroepsorganisatie een rechtspersoonlijkheid hebben. De facto verenigingen zullen niet langer worden gefinancierd. Voorts zal de rechtsvorm van beroepsvereniging met ingang van 1 januari 2024 verdwijnen.
Ook zou de huidige procedure voor de verdeling van het saldo van 25% administratief simpeler worden, wat zowel de beroepsorganisaties als de Riziv-administratie ten goede komt. Wordt dit voorstel uitgevoerd, dan komt er een proef- en evaluatieperiode.
Verificatie
Bij toekomstige Koninklijke Besluiten over de financiering van representatieve beroepsorganisaties wordt een preciezere omschrijving van de huidige parameters en de verificatieprocedure toegevoegd.
Ten slotte zal in de toekomstige Koninklijke Besluiten een bepaling staan die de representatieve beroepsorganisaties verplicht een memorandum te ondertekenen alvorens hun financiering te ontvangen. In deze nota wordt onder meer bepaald dat elke representatieve beroepsorganisatie die geld ontvangt van het Riziv, zich ertoe verbindt om professioneel, actief en kwalitatief deel te nemen aan het overleg binnen het Riziv.