Dr. Lieselot Brepoels, tot voor kort aan de slag als adjunct-hoofdarts en nuclearist in het RZ Tienen en sinds een maand als nuclearist actief aan het UZ Gent, wordt de nieuwe voorzitter specialistenvleugel ASGB. Dat ter vervanging van dr. Gevaert. Die laatste blijft verder Kartelvoorzitter en blijft onder meer de onderhandelingen opvolgen in de ad-hoc groep over de ziekenhuishervorming.
Dat ze de nieuwe voorzitter van de specialistenvleugel ASGB werd, verraste Lieselot Brepoels zelf ook enigszins: “Ik ben eigenlijk van het ene mandaat in het andere gerold. Hoe ik hier nu weer in beland ben, weet ik eigenlijk zelf helemaal niet zo goed (lacht). Maar ik zal er mijn best voor doen en dat is het belangrijkste.”
“De uitdagingen die op ons afkomen, moeten we multidisciplinair en evenwichtig aanpakken, breed maatschappelijk en ook met niet-artsen. Mijn profiel met een vrij brede achtergrond sluit in die zin wel aan bij het DNA van het ASGB om breder te kijken dan enkel binnen de eigen beroepsgroep. Zo was ik (onder)voorzitter van de medische raad, adjunct-hoofdarts en kan ik bogen op een lange ervaring bij de Orde.”
“De vraag om een taak(her)verdeling binnen het ASGB leeft al heel lang. Dit was een gepast moment. Door de taken te verdelen, kunnen we ze ook beter opvolgen. Als voorzitter zal ik vooral moeten coördineren en het team versterken. Thomas Gevaert onderhandelt als ondervoorzitter bijvoorbeeld nog verder het ACA-consult, Pieter De Schouwer neemt het Verzekeringscomité voor zijn rekening, Machteld Hofmans en Michel Creemers de huisartsgeneeskunde. Robert Rutsaert is met zijn onfeilbaar geheugen degene die ons met dossierkennis bindt. Zo komt iedereen tot zijn recht.”
Met Bart Dehaes (Bvas), zitten twee nuclearisten op belangrijke posten qua beroepsverdediging?
“Nuclearisten zijn nogal sterk verbonden met de ziekenhuiswerking. We hanteren zeer zware medische apparatuur die over het algemeen rustig en traag werkt. Als de gezondheidszorg het moeilijk heeft, heeft wie werkt met zware medische apparatuur daar als eerste last van, dus onze werkcontext is in deze interessant. We zijn ook met een breed pallet van zaken bezig zoals bv. de radiofarmacie maar ook de financiering van zware medische apparatuur en daarmee het welzijn van ziekenhuizen. Een korte lijn met Bart Dehaes zorgt voor een meerwaarde, maar het is voor mij niet relevant dat Bart een nuclearist is, wel wat hij al voor ons gedaan heeft en de kennis die hij opgebouwd heeft. Wat we doen moet gebaseerd zijn op dossierkennis, en we moeten inzetten op informatie van de hele sector.”
U werkte tot voor kort in RZ Tienen en nu in UZ Gent. Als loontrekkende?
“Ik ben in het UZ Gent zelfs ambtenaar geworden, wat wel voor hilariteit zorgt bij mijn echtgenoot die zelf ambtenaar voor de Vlaamse Gemeenschap is. Aan mijn nieuw statuut dat ik sinds een maand heb, is het wel wat wennen. Het feit alleen al om een abonnement van het openbaar vervoer voor het werk aan te vragen, vind ik een zeer vreemd iets. Het ligt wat buiten mijn comfortzone (lacht).”
“Ik geef toe dat ik een paar jaar geleden niet gedacht zou hebben dat ik in dit statuut zou werken. Elk statuut heeft zijn voor- en nadelen en het is boeiend om die zelf te ondervinden. Ik ben iemand die nogal graag de wereld verkent en van alles wat wil afweten, niet iemand om constant computerwerk te doen, dan voel ik me opgesloten. Ik heb ook een hekel aan mensen die gratuit kritiek geven op het beleid zonder er zelf iets aan te willen doen. Pak het zelf op en doe er iets aan. Deze insteek die ik van huis uit mee kreeg, maakt dat ik geregeld in een aantal avonturen terechtkom.”
De vraag naar uw statuut kwam er omdat u nogal fors reageerde op de tendentieuze informatie die onlangs in De Standaard verscheen over het artseninkomen (zie SP 223).
"Ik werk nog maar een goede maand in het UZ Gent, dus ik ken de situatie van mijn collega’s heel goed. De algemene bevolking kreeg via het artikel tendentieuze informatie over wat artsen financieel mee naar huis nemen. Niet alleen veroorzaakten de vermelde bedragen in de krant hilariteit tussen de collega’s, maar ook irritatie. Of je nu zelfstandige bent of ambtenaar: in onze discipline verschillen die inkomsten niet enorm, bekeken over een hele carrière. Vandaar mijn spontane reactie.”
Terugkomend op de zware medische beeldvorming: het Verzekeringscomité stelt voor om bij besparingen te snoeien in die post.
“Het Verzekeringscomité keek naar onverklaarbare overschrijdingen. Zo kwam er binnen het zeer korte tijdsbestek toch een acceptabel voorstel uit de bus. Heel jammer is vooral dat de vergoedingen voor teleconsultaties zijn weggevallen want iedereen ziet wel in dat die contacten nuttig zijn, horen bij de huidige maatschappelijke evoluties en een grote belasting vormen voor de artsen. We kunnen er echter niet omheen dat deze post budgetneutraal was ingeschat en dat de verwachte verschuiving vanuit de klassieke consultaties zich niet heeft gerealiseerd. Bovendien staan ongeveer 16% van de artsen in voor 65% van dit budget. Naast die cijfers kun je niet kijken: ze verstoren het budget enorm. Jammer dat de valorisatie van dit werk ons nu voorlopig weer wordt afgenomen, maar we zetten ons de komende tijd in om hier een billijke oplossing voor uit te werken.”
U werkt intramuraal. Hoe kijkt u aan tegen de extramurale artsen?
“Voor mij is er niet zoveel verschil tussen intra- en extramuraal. Maar als je extramuraal werkt, moet je wel voldoende connectie hebben met de collega’s, je patiënten correct opvangen – ook in het weekend - en de wachtdiensten opnemen. Multidisciplinariteit en collegialiteit betekent dat je niet op een eiland werkt, en dat kan je op verschillende manieren invullen, ook extramuraal. Het is alleen maar voordelig dat de patiënt naar de arts op de hoek van zijn straat kan gaan. Wat voor mij wel een probleem vormt: een extramurale arts die om 16u niet meer bereikbaar is en via een bandje de patiënt doorverwijst naar de spoedgevallen. Die patiënt komt dan in het ziekenhuis terecht, waarbij de spoedarts of specialist van wacht de patiënt niet kent en de grootste moeite heeft om de dossiergegevens te traceren.”
En financieel?
“Het is altijd ondermijnend voor samenwerking als artsen voor hetzelfde werk financieel ongelijk worden behandeld: dat kan niet. Artsen die hetzelfde doen, moeten financieel gelijk gewaardeerd worden.”
Tot slot: zijn er nog speciale prioriteiten voor u tijdens uw voorzitterschap?
(zonder aarzelen) “Coördinatie! Heel veel artsen zijn erg actief in commissies en beroepsverenigingen, allemaal met de uitstekende intentie om de zaken vooruit te helpen, maar soms lijkt het wel een Mexicaans leger dat ten strijde trekt. Het is beter om als artsengroep onze expertise samen te leggen en zo vooruit te gaan.”