Vastbenoemde ambtenaren die uitvallen door langdurige ziekte, zullen niet langer op definitief medisch pensioen worden gestuurd. De plenaire vergadering van de Kamer heeft daarvoor woensdag het licht op groen gezet.

Statutaire ambtenaren die medisch ongeschikt worden geacht, worden in ons land op definitief pensioen gestuurd. Het gaat elk jaar om 2.000 à 4.000 mensen, van wie er ongeveer 1.000 jonger zijn dan 50. Een groot deel van die groep valt daarna terug op een beperkt ziektepensioen, omdat ze nog relatief jong zijn en dus nog geen volledige loopbaan achter de rug hebben. Bovendien zijn er heel wat die het werk wel minstens deels willen en kunnen hervatten, maar dat niet mogen. De huidige aanpak duwt mensen dus in armoede en isolement, meent minister van Pensioenen Karine Lal ieux (PS).

De regering besliste daarom begin dit jaar om komaf te maken met het verplicht medisch pensioen. De bedoeling is om ambtenaren beter medisch op te volgen en terug naar de arbeidsmarkt te begeleiden, als hun gezondheid dat tenminste toelaat. Dat gebeurt dan in samenspraak met een zogenaamde terug-naar-werkcoördinator. In plaats van een ziektepensioen krijgen de ambtenaren een uitkering, die ze kunnen combineren met een job of een zelfstandige activiteit.

Het wetsontwerp dat dat alles in goede banen moet leiden, kreeg woensdag groen licht van de plenaire vergadering van de Kamer. Om de deelstaten de kans te geven om hun statuten aan te passen, komt er een overgangsperiode tot 31 december 2027. Tot die tijd krijgen de betrokken ambtenaren een tijdelijk ziektepensioen, vanaf 2028 schakdelen ze dan over naar de arbeidsongeschiktheidsuitkering.