Op voorstel van Vlaams minister Wouter Beke wordt de eerstelijnsdefensie (contactopsporing, staalafname) uitgebreid met acties om de verspreiding in de gemeenschap tegen te gaan. De ervaring met epidemieën en pandemieën heeft de noodzaak aangetoond om de tweedelijnscapaciteit voor infectieziektebestrijding lokaal te organiseren.
Wanneer biotische factoren een potentieel gevaar vormen voor de volksgezondheid neemt de Vlaamse Regering initiatieven ter voorkoming van infecties, allergieën of intoxicaties, en ook initiatieven om een verspreiding van infecties tegen te gaan. In dat geval wordt een systeem voor staalname en contactopsporing beschouwd als de eerstelijnsdefensie.
Deze vroegtijdige preventie en detectie met waarschuwingssignalen wordt aansluitend uitgebreid met acties om de verspreiding in de gemeenschap tegen te gaan. De ervaring met epidemieën en pandemieën heeft de noodzaak aangetoond om de tweedelijnscapaciteit voor infectieziektebestrijding lokaal te organiseren.
Mobiele teams
Ter ondersteuning en coördinatie van de ambtenaren(-artsen) die bevoegd zijn tot het nemen van maatregelen om uitbreiding van infecties tegen te gaan, richt de Vlaamse Regering nu, na advies van de Raad van State, definitief mobiele teams infectieziektebestrijding die in het veld aan lokale actoren begeleiding zullen bieden ter preventie en voorkoming van uitbreiding van (nieuwe) kleine clusters van infectieziekten.
De mobiele teams werken onder leiding en supervisie van het bestaande team infectieziektebestrijding van het Agentschap Zorg en Gezondheid. Samen met de zorgraden binnen de eerstelijnszones vormen zij de lokale cellen in Vlaanderen die moeten instaan voor de tweedelijnsdefensie.