In een recent arrest van het Hof van Cassatie (6 september) wordt een uitspraak (veroordeling) van het Hof van Beroep van Antwerpen over dichotomie teruggefloten. De zaak verhuist nu naar het Hof van Beroep Brussel. Dat moet zich uitspreken binnen het afgebakende raamwerk rond dichotomie dat Cassatie aangeeft.
Deze zaak waarover Cassatie zich boog, sleepte al geruime tijd aan. Ze is vooral interessant omdat over dichotomie niet zoveel jurisprudentie bestaat. Waar draait het om? Een arts werd verplicht om maandelijks 20% van de erelonen die zij binnen een groepspraktijk genereerde, af te dragen aan een andere arts “als vergoeding voor de kosten van de groepspraktijk”.
De appelrechter oordeelde dat de overeenkomst van partijen een ongeoorloofde ereloonverdeling (dichotomie) inhoudt en absoluut nietig is. De klager baseerde zich ook op de Code van medische plichtenleer om de afgesproken maandelijkse 20% terug te vorderen. Die Code (oude versie) verbiedt immers dichotomie (de vernieuwde Code is iets minder expliciet maar blijft geneeskunde als handelswaar veroordelen, red.).
Beide argumenten, de ongeoorloofde ereloonverdeling en de link naar de Code, veegde Cassatie nu van tafel. Wat de Code betreft is dat, puur juridisch geredeneerd, logisch. Ze is immers nog steeds niet bindend verklaard en heeft dus geen kracht van wet. Wat de ongeoorloofde ereloonverdeling betreft: die kan wel volgens Cassatie als het gaat om een 'redelijk bedrag'.
In dit concrete geval waren dej twee artsen overeengekomen dat de ene praktijkruimten, materiaal, administratief- en schoonmaakpersoneel ter beschikking stelde van de andere, in ruil waarvoor de andere een bepaald percentage van zijn ereloon afstond als forfaitaire gebruiksvergoeding. Dergelijke overeenkomsten zijn als zodanig niet verboden, oordeelde nu Cassatie. Ze zijn dus mogelijk maar wel binnen bepaalde grenzen. Voorwaarde is dat het bedrag van het afgestane ereloon 'redelijk' is tegenover de verleende tegenprestaties, signaleert meester Christophe Lemmens.
Over die ‘redelijkheid’, in dit geval 20%, moet zich een ander Hof van Beroep, dat van Brussel, uitspreken.