De Vereniging voor Arts-Specialisten in Opleiding (VASO) trekt aan de alarmbel in verband met het 'tweederangs statuut' van artsen in opleiding. "Een werkweek van 60 uur, geen pensioenrechten en een ondermaatse verloning. Ik denk dat iedereen wel inziet dat het zo niet verder kan", aldus voorzitter Frederik Deman in het Leuvense studentenblad Veto.
Aangezien artsen in opleiding noch student, noch werknemer zijn vallen ze in ons land onder een uitzonderlijk sociaal statuut uit 1983 dat slechts minimale bescherming biedt. De artsen ontvangen (bij berekening per gepresteerd uur) nagenoeg evenveel als het minimumloon. Ondanks het feit dat sommige stages tot negen jaar kunnen duren tellen de gewerkte jaren niet mee voor de pensioenopbouw. Deze artsen moeten het voorts stellen zonder 13e maand, vakantiegeld, ouderschapsverlof, terugbetaling woon-werkverkeer, werkloosheidsuitkering... De werkweken variëren bovendien van 48 tot 60 uren.
Het merendeel van de artsen in opleiding is volgens Deman ontevreden over die situatie. "Wij voelen ons soms behandeld als tweederangs werknemers. We willen wel werken, maar vragen tevens dat dit op zijn minst erkend wordt als werk". VASO pleit daarom voor het afsluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst met duidelijke minimumvoorwaarden inzake loonvorming zoals dat ook in Nederland al het geval is. Een volledig sociaal statuut zou volgens de koepelorganisatie een meerkost opleveren van iets meer dan 30 miljoen euro.
> Lees ook: charter-positioneert-vaso-als-gesprekspartner-voor-aso