Een specialist of een andere gezondheidszorg-beoefenaar kan raadplegingen houden binnen dezelfde infrastructuur als een huisarts – voor zover de deontologie gerespecteerd wordt. Dat adviseert de Orde. Deze raadpleging kan zelfs een meerwaarde betekenen voor de zorgkwaliteit.
Met dat advies beklemtoont de Orde dat de verschillen tussen de diverse lijnen minder scherp zijn dan vroeger en dat multidisciplinariteit aan belang wint. Maar ze houdt een slag om de arm: bij elke praktijkvoering, zowel op eenzelfde als op meerdere locaties, mogen de belangen van de patiënt op geen enkele manier geschaad worden. Zie ook: artikel 159, § 5, van de actuele code van geneeskundige plichtenleer. Dat artikel bepaalt : “Uit de aan de provinciale raad voorgelegde stukken moet onder meer blijken:
- dat de belangen van de patiënt op geen enkele manier worden geschaad. Garanties dienen geboden te worden voor de vrije artsenkeuze, de onafhankelijkheid van de arts, de bescherming van het beroepsgeheim en de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid van de artsen, hun vervangers en personeel. […];
- dat elke vorm van commercialisatie van de geneeskunde, van directe of indirecte collusie, dichotomie en overconsumptie uitgesloten is.
Het blijft een opdracht voor de provinciale raden toe te zien op een deontologisch correcte praktijkvoering en samenwerking.