Kamerlid Kathleen De Poorter (N-VA) diende een resolutievoorstel in om het Fonds Medische Ongevallen (FMO) op een totaal nieuwe leest te schoeien. De resolutie is niet mals voor de huidige werking van het FMO. Nochtans leek het sinds het aantreden van de nieuwe directeur Mia Honinckx eind 2015 beter te gaan.
De Poorter schetst de ‘bestaande problematiek’ die er in vogelvlucht als volgt uitziet:
- het FMO kreunt onder een gebrekkige interne werking en bijgevolg een inefficiënte afhandeling van dossiers. Uit het laatste activiteitenverslag van het FMO blijkt dat, van het aantal dossiers dat in 2015 werd geopend, ± 68% (432 dossiers) drie jaar later in 2018 nog steeds niet afgesloten waren. Er waren in 2018 zelfs nog 34 dossiers die in 2012 werden ingediend nog steeds niet afgesloten. Van alle dossiers die sinds de start van het FMO werden ingediend, waren in 2018 ± 52% nog niet afgesloten.
- Mee met de totale onbekendheid van het FMO verklaart dit waarschijnlijk ook de daling van het aantal nieuwe dossiers, dat ondertussen meer dan gehalveerd is: van 1095 in 2013 naar 486 in 2018. Dank zij de kleine instroom van nieuwe dossiers sloeg het FMO er in 2018 in om voor het eerst meer dossiers af te werken dan er dat jaar geopend werden (517 afgesloten dossiers in 2018).
Oorzaken inefficiëntie
- De adviesprocedure zou om verschillende redenen vaak vertraging oplopen. De betrokken zorgverstrekkers zouden niet altijd alle documenten aan het FMO (willen) bezorgen, nodig voor het samenstellen van het dossier. Een datum vastleggen voor een tegensprekelijke expertise zou vaak moeilijk zijn. Volgens de externe audit door Delta-i Consulting zouden ook “cruciale stukken” pas op een te laat moment in de adviesprocedure tevoorschijn komen.
- Er is ook sprake van personeelsproblemen. De externe audit van 2018 stelt: “Binnen het Fonds heerst er binnen al zijn geledingen een gevoel van demotivatie, frustratie, maar ook van een zekere uitzichtloosheid omtrent de toekomst van het Fonds”. Onder de artsen en juristen die voor het FMO werken, is er sprake van een hoge mate van langdurige afwezigheden of zelfs vrijwillig vertrek. Nieuwe medewerkers missen vaak ervaring en moeten zich nog inwerken, waardoor er cruciale tijd verloren gaat.
Eén van de taken van het FMO is om beleidsadviezen voor te stellen. Dit kan alleen als het FMO een zicht heeft op alle medische ongevallen, de schade er uit voortvloeiend en de afhandeling ervan door andere actoren (BA-verzekeringen, sociale verzekeringsinstellingen, advocaten, rechtbanken, ombudsdiensten, minnelijke schikkingen, …) Daarom zou het goed zijn mocht er werk gemaakt worden van een gestructureerde rapportering aan het FMO door deze actoren.
Dit kan het FMO ook helpen om minder afhankelijk te zijn van externe expertise.
Gebroken tand
- In principe kan elke persoon die meent slachtoffer te zijn van medische schade een claim indienen bij het FMO. Een gebroken tand als gevolg van intubatie bij een anesthesie kan al volstaan om een claim in te dienen bij het FMO. Het FMO ontvangt dan ook vooral dossiers waarbij de schade relatief beperkt is. Het FMO- activiteitenverslag van 2018 geeft aan dat de ernstgraad slechts in zo’n 9% van de ingediende dossiers bereikt werd. Het FMO moet veel tijd, geld en energie besteden aan die dossiers met een beperkte schade. Daarom besliste men dat soort dossiers eenvoudiger af te handelen (steeds met slechts een eenzijdige expertise). Het FMO-activiteitenverslag van 2018 geeft echter aan dat deze nieuwe aanpak niet direct tot een ingrijpende trendbreuk heeft geleid.
- Er zouden ook problemen bestaan bij de leiding en de aansturing.
Verhuizen van Riziv naar FOD Volksgezondheid?
Dat het FMO ondergebracht werd bij het Riziv, was geen logische beslissing volgens De Poorter. De opdracht van het FMO past immers binnen het gemeenrecht inzake de burgerlijke aansprakelijkheid, en heeft in niets te maken met de ZIV-verzekering. Men kan zich bovendien de vraag stellen of het FMO erbij gebaat is dat de personen die haar beheren gekozen zijn op basis van het bewaren van maatschappelijke evenwichten, en niet op basis van managementkwaliteiten. De Poorter pleit er eerder voor om het FMO te laten ressorteren als directoraat-generaal binnen de FOD Volksgezondheid, of door te laten functioneren als afzonderlijk agentschap (cfr. het FANC).
- Er zouden ook software- en IT-problemen bestaan.
Vaak wordt opgemerkt dat het FMO zou zijn gestart met een dossierachterstand. Het activiteitenverslag 2018 van het FMO laat echter zien dat er in de periode voor september 2012 slechts 135 adviesaanvragen zijn ingediend. Ter vergelijking: tussen 2013 en 2018 werden er jaarlijks gemiddeld zo’n 700 dossiers ingediend. De impact hiervan kan dus wel gerelativeerd worden.
Ziekenfondsenmalaise
Vele ziekenfondsen zouden steeds meer weigerachtig zijn om dossiers bij het FMO in te dienen, omdat “de termijnen bij het Fonds langer zijn dan bij de rechtbank.” Wat een vehikel moest worden om de slachtoffers te ontlasten en ondersteunen, is verworden tot een orgaan dat de betrokkenen net belast en uitput.
Vandaar dus het voorstel tot resolutie om de regering te verzoeken om aan de slag te gaan; de bestaande organisatie en regelgeving fundamenteel te herdenken en opnieuw uit te tekenen.
> Lees ook: "Patiënten schatten kans op vergoeding FMO vaak te rooskleurig in" (Mia Honinckx)