Frieda Gijbels (N-VA, foto) wou net voor het kerstreces van minister Vandenbroucke (Vooruit) weten wat er aan is van een wetgevend initiatief van de minister in verband met de medische huizen. Ze verwees daarbij naar de beleidsnota van de minister waarin staat dat hij de medische huizen een volwaardige plaats wil geven in de ziekteverzekering.
Daarom peilde ze naar de visie van de minister inzake forfaitaire zorg. “Werd er een kosten-batenanalyse gemaakt met betrekking tot de uitgaven en opbrengsten? Kan u ze toelichten?“ Ze wou ook weten in welke mate medische huizen qua financiering worden opgevolgd: “is er sprake van over- dan wel van onderfinanciering? En volgt men op hoe ze presteren? Hoe zit het met verwijzingen naar de tweede lijn?” Ze wou tot slot vernemen wat de minister denkt over de keuzevrijheid voor de zorgverstrekker in een medisch huis wanneer een patiënt bijvoorbeeld naar een psycholoog wordt verwezen.
Eerstelijns- versus tweedelijnszorg
Minister Vandenbroucke beaamde de voorbereiding van een dergelijk wetsontwerp. Hij had het in zijn antwoord over verschillende studies (KCE, Intermutualistisch Agentschap) die aantoonden “dat wanneer men het financieringssysteem per handeling vergelijkt met het financieringssysteem per capita - het forfaitaire systeem, de kostprijs van het financieringssysteem per capita iets hoger ligt in de eerstelijnszorg en lager in de tweedelijnszorg.”
Verder zou de zorgkwaliteit “minstens even goed tot beter zijn in de forfaitair gefinancierde praktijken ten opzichte van de betaling per prestatie en slagen de forfaitair gefinancierde praktijken er beter in om mensen met een kwetsbaar profiel via het criterium verhoogde tegemoetkoming te bereiken.”
Visie
De visie van de minister? “Een wettelijk kader bieden, dat toelaat om interdisciplinaire samenwerking in de eerste lijn op een correcte manier te financieren via de ziekteverzekering, te beginnen met de medische huizen.” Het wetsontwerp van de minister voorziet in een “generiek kader voor interdisciplinaire structurele samenwerkingen in de eerste lijn” binnen de federale verplichte ziekteverzekering. Dit wetsontwerp moet nog op verschillende niveaus verder worden besproken”, lichtte de minister toe. “Hopelijk kan dit overleg ook met de deelgebieden constructief verlopen.” Vandenbroucke gaf vijf doelstellingen van het ontwerp aan:
1. Overeenstemmen met de realiteit op het terrein, wat betekent dat akkoorden met individuele zorgverleners niet volstaan in functie van het interdisciplinaire karakter.
2. Aan de samenwerking verplichtingen en doelstellingen opleggen (zorgcontinuïteit en -kwaliteit).
3. De transparantie bevorderen om oneigenlijk gebruik tegen te gaan.
4. Evolueren naar een functionele zorgintegratie die rust op een stevige juridische basis.
5. Een generiek raamwerk scheppen dat breder gaat dan dat van de medische huizen en de basis legt voor de financiering van geïntegreerde zorg.
Qua controlemogelijkheden van de medische huizen wou de minister nog kwijt dat rapporten in verband met de analyse van de dossiers worden opgesteld met de federaties van medische huizen. Die zullen weldra beschikbaar zijn voor raadpleging. “Er zijn signalen ontvangen dat kinesitherapie ondergefinancierd is. Er is een budget van 1.282.000 euro voorzien voor 2024 om de waarde van het forfait kine te verhogen.“
"Twee maten en twee gewichten"
Het laatste woord was voor Frieda Gijbels: “Mijnheer de minister, u geeft aan dat er in die medische huizen geen eigen bijdrage is voor de patiënt. Ik weet niet of dat wel altijd een goed idee is. Het is beter dat er nog een zekere eigen bijdrage is, om de waarde van de zorg op een goede manier in te schatten. Wij horen vaak van huisartsen dat hun advies soms niet echt meer wordt gewaardeerd, net omdat het allemaal gratis wordt."
"Ik ga akkoord dat voor mensen met een laag inkomen die drempel laag moet worden gehouden, maar deze is bij de "gewone" huisartsen nu ook al laag, namelijk 1 euro. Ik begrijp niet goed waarom er met twee maten en twee gewichten wordt gewerkt.”
“Waarom zouden medische huizen voorgetrokken moeten worden ten aanzien van de andere zorgverstrekkers?”, luidde haar slotbedenking. “In sommige gevallen zien we namelijk een zeer onduidelijke aanwending van middelen. Die forfaitaire financiering werkt de transparantie niet in de hand.”