Ann Van den Bruel ruilde in maart haar huisartsenpraktijk voor het directeurschap van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). Bij het KCE stuurt Van den Bruel 80 mensen aan met een jaarbudget van ongeveer 20 miljoen, grotendeels van het Riziv en de FOD Volksgezondheid. Ze lichtte een tipje van haar intenties op in een interview met De Tijd afgelopen weekend. Enkele uitspraken.
Over goede patiëntenzorg en stoppen met haar praktijk
- “Wat is goede patiëntenzorg? Je kan daar veel over schrijven. Maar als je in de praktijk staat, blijkt het toch relatief. Dan zit je voor mensen. Die delen veel meer met jou dan alleen hun gezondheidsprobleem. Het gaat evengoed over de job die ze niet vinden of het huis waar ze met hun drie kinderen plots worden uitgezet.”
- “Ik ben als huisarts al zo lang deel van mensen hun leven. Nu stap ik eruit, zonder te weten hoe die verhalen aflopen.” Maar het kan niet anders, zegt ze. “Mijn mandaat aan het KCE is voltijds. En je moet als arts genoeg patiënten kunnen zien om goed en veilig werk te leveren.”
Over de bestaanszekerheid van het KCE en de betaalbaarheid van de zorg
- “Ik durf niet te zeggen dat ons bestaan gegarandeerd is. Wat als morgen wordt beslist dat de gezondheidszorg volledig naar de regio’s moet? Ik ben daar niet ongerust over. Naar mijn gevoel zou zo’n ingreep brexitiaans zijn. Maar het kan. Niets is vandaag nog zeker.”
- Blijven de kwaliteit en de betaalbaarheid van behandelingen overeind? “Ik snap die bezorgdheid, en zag ze ook al lang aankomen.” (…) “Ik denk niet dat de zorg ineens zal instorten. Maar dat neemt niet weg dat we dingen moeten herdenken. Het is tijd om van enkele hardnekkige gewoontes af te stappen. Neem de tandarts, bij wie vaak lange wachttijden bestaan. Elk jaar controleert die het gebit van al zijn patiënten, van wie een groot deel klachtenvrij is. Kunnen we ons zoiets in tijden van schaarste nog permitteren, wetende dat het effect van die controles klein is? En kan zo’n controle niet door iemand anders worden gedaan?”
Over de moeizame start van de New Deal
- Als medebedenker van de New Deal die in april van start ging, zegt ze: “Het mooie aan de New Deal is dat hij inzet op efficiëntie, maar ook op responsabiliteit. Een arts zal mensen niet nodeloos naar zijn praktijk laten komen. Tegelijk worden voor patiënten met veel zorgnoden extra vergoedingen voorzien. Dat is het beste van twee werelden.”
- Tot vandaag zijn nog maar 150 van de ruim 12.000 huisartsen in het model gestapt, “minder dan ik had gehoopt. Maar het is, denk ik, iets dat moet groeien. Mensen houden niet van verandering."
- “Er moet nog veel worden hervormd in de zorg om alles werkbaar te houden. In de ziekenhuizen, in de woonzorgcentra, overal moeten mensen op termijn anders gaan werken. Dat is niet leuk, maar wel nodig.”