Een verkennend onderzoek (1) bij een representatief staal van 104 artsen en 430 niet-artsen (overwegend vrouwen) peilde naar de digitale penetratie bij artsen en algemeen publiek. Ook werd hun houding onderzocht in verband met teleconsultatie.
Digitale penetratie
Met de toegang tot het internet (98%) en specifiek mobiel internet (63%) zit het behoorlijk goed bij het brede publiek. Vooral de laptop blijkt populair om te surfen (bij driekwart) terwijl de desktop als poort voor internet langzaam terrein prijsgeeft en nog 42% haalt. Smartphones en tablets zijn dan weer in opmars voor wie het internet op wil want zij vormen al voor tweederde van de ondervraagden het kanaal bij uitstek.
Anders is het gesteld met smartwatches en wearables, hooguit ingeburgerd bij 2%. Maar misschien gaat het om een onderrapportering, zeker als we het begrip ruim interpreteren en ook bijvoorbeeld stappentellers tot dit domein rekenen. Ruim 60% van de niet-artsen is naar eigen zeggen mobiel actief, al plaatst de initiatiefnemer voor het onderzoek, dr. Vandevyvere daar zelf wel een kanttekening bij: WIFI hotspots gebruiken wordt foutief als 'mobiel internet' beschouwd.
Ruim negen op de tien dokters gebruiken webdriven toepassingen. Wearables zouden zijn doorgedrongen bij acht op de tien artsen, daar waar toch 11% van de artsen het begrip 'wearables' niet eens kent. Vermits de artsen online werden bevraagd, kan het cijfer aan de hoge kant liggen omdat het doelpubliek gunstig voorgeselecteerd is. Maar het wekt geen verwondering dat zo goed als iedereen intussen het elektronisch patiëntendossier hanteert. Negen op de tien artsen staan positief tegenover mobile health (m-health). Misschien speelt de voortrekkersrol van collega en minister De Block daar een rol in. Meer dan 80% blijkt verbonden te zijn met mobiel internet, dat wel, maar slechts 47% zet apps in tijdens de routine van de praktijk.
Teleconsultaties
Zes op de tien niet-artsen staan positief tegenover m-health, hetzelfde percentage ziet teleconsultatie wel zitten op voorwaarde dat het erkend wordt door het Riziv als geneeskundige prestatie. Er bestaat wel een harde kern van tegenstanders, niet noodzakelijk digibeten. Zij zijn benauwd voor het gebrek aan fysiek contact, te weinig privacy en een te onpersoonlijke aanpak via een teleconsult. Is onbekend onbemind? Anderzijds: teleconsultatie scoort stukken beter als ze zou worden ingezet als alternatief voor opvolgconsultaties. Dan blijkt tweederde van de patiënten niet zoveel schrik te hebben voor schending van zijn privacy.
De opvolgconsultatie is een stevige tijdsopslorper bij artsen. Toch is een teleconsultatie op zich niet superpopulair: 48% van de dokters is voorstander. Dat verandert aanzienlijk als de overheid met financiële stimuli over de brug zou komen want dan gaat 63% overstag. Een abonnementsgeld is men niet echt bereid om te betalen (61% is tegen). Ruim zeven op de tien artsen vindt een gebrek aan fysiek contact (klinisch onderzoek) toch een nadeel.
Iets minder dan de helft heeft fysieke noch mentale problemen met het teleconsult, de privacy is van artsenzijde zeker geen probleem.
Conclusie
Volgens onderzoeker Vandevyvere is digitalisatie en teleconsultatie haalbaar voor artsen als aan drie voorwaarden wordt voldaan:
-
Specifieke case finding, strak omlijnen van situaties waarin het kan en met een meerwaarde;
-
Billijke vergoeding bepalen die ook voor de patiënt acceptabel is;
-
Een leercurve ontwikkelen, vertrouwd maken met voordelen technologie.