Dr. Hepp gaat met pensioen, nadat hij 18 jaar verbonden was aan de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle (DGEC) van het Riziv. De DGEC controleert medische praktijken, bewaakt attesten en voorschriften, en sanctioneert indien nodig. Niet meteen een formule om populair te worden bij de zorgberoepen. “Oorspronkelijk was het een beetje met getrokken messen, maar we hebben een modus vivendi gevonden”, denkt – en hoopt – de jonggepensioneerde.
In het begin van zijn loopbaan was Bernard Hepp tien jaar huisarts en actief bij UHAK (Unie van Huisartsenkringen, intussen opgegaan in Domus Medica). Daarna werd hij adviseur bij het kabinet-Dehaene. In 1999 ging hij aan de slag bij de DGEC. Hij denkt dat hij daar de spanningen met de zorgverleners gedeeltelijk bezworen heeft, door nauwer met hen in contact te treden.
Die insteek contrasteerde met wat men daarvoor deed, namelijk ‘gewoon controleren’ en ‘afstand houden’, schetst hij de evolutie. “Ik ging vaak op het terrein, vooral tussen 2002 en 2007, om de zorgverstrekkers uit te leggen wat we precies deden, met welke procedures. Als we tegenwoordig een evaluatieproject opstarten, gaan we eerst praten met de betrokken zorgverleners via ons comité, waarin alle zorgberoepen vertegenwoordigd zijn. We onderzoeken elkaars zienswijze. Dat is een voorzichtige en rationele benadering. Zo vermijden we conflicten. Vroeger waren we vijanden. Ik zou niet zeggen dat we vandaag vrienden zijn, maar er bestaat nu toch een professionele en meer serene samenwerking.”
Dr. Hepp wijst op een paar veranderingen die hij in de loop van de tijd intern heeft doorgevoerd, wat niet zonder slag of stoot verliep. Hij ontwikkelde interne indicatoren, veranderde procedures en richtte beslisorganen op met welomschreven competenties, om het werk te professionaliseren. Er kwam een multidisciplinaire samenwerking: “Oorspronkelijk hielden artsen zich letterlijk met alles bezig. We hebben verschillende andere krachten aangetrokken: een criminoloog, juristen, statistici, een communicatieverantwoordelijke, enzovoort.”
Investeren in preventie
Zowat 15 jaar geleden heeft men de DGEC gevraagd de zorgverleners niet alleen te controleren, maar ze ook te evalueren en te informeren. Veeleer dan het aantal controles op te drijven, legt de DGEC zich toe op een integrale benadering, die zorgverleners wil sensibiliseren en suboptimale praktijken voorkomen.
De uittredende DGEC-baas heeft fors geïnvesteerd in informatie. De infobox is het werk van DGEC. Ook preventie staat hoog in het vaandel. “Een euro die men besteedt aan preventie brengt tot tienmaal meer op dan een euro voor controle.” Hij verwijst naar de actie rond het herhalen van conserverende tandzorg binnen het jaar. De beroepsgroep was daar niet gelukkig mee, maar het hielp wel: “Met 800 brieven hebben we 11 miljoen uitgaven bespaard.”
Wat de controle betreft, heeft de DGEC voor individuele enquêtes het aantal wachtende dossiers afgebouwd van een duizendtal in 2010 tot 200 dit jaar. “Als we 100 euro ongegronde uitgaven vaststellen, moeten er daarvan 70 worden teruggestort, ofwel spontaan ofwel via het gerecht. Sommige zorgverleners gaan in beroep tegen onze beslissingen, maar die worden in 95% van de gevallen bevestigd”, becijfert Bernard Hepp.