Iedereen weet dat de Kwaliteitswet niet bepaald een schitterend juridisch werkstuk is. Anesthesioloog met subspecialisatie urgentiearts en jurist René Heylen lichtte er twee schrikwekkende zwakheden uit op de studiedag van de B.S.A.R. Ten eerste is de definitie van anesthesie schabouwelijk, en ten tweede ontbreekt een behoorlijke omschrijving van diepe sedatie.
Wat de diepe sedatie betreft, bestaat er een visieverschil tussen de beroepsverenigingen urgentiegeneeskunde en anesthesie. Voor de meeste spoedartsen is anesthesie geven een vanzelfsprekendheid voor henzelf zolang dat maar op de spoed gebeurt. De anesthesiologen willen die praktijk voor de spoedartsen tot een absoluut minimum beperken: bij een kritieke urgentie, als er geen tijd rest om er een anesthesioloog bij te roepen. Dan is het inderdaad de taak van de spoedartsen om te doen wat absoluut nodig is. In andere gevallen moet men steeds de wacht anesthesie oproepen. Bijvoorbeeld schouderluxaties systematisch anesthetisch op spoed aanpakken kan dus niet.
Na veel onderhandelen is recent een consensustekst aanvaard waarbij een urgentiearts diepe sedatie en/of algemene anesthesie kan uitvoeren op de spoed zonder dat een (kandidaat) anesthesioloog in de onmiddellijke nabijheid aanwezig is van de patiënt. Weliswaar kan dat alleen onder een aantal strikte voorwaarden zoals wanneer het uitstellen van zo’n handeling de kans op mortaliteit of morbiditeit verhoogt. De spoedarts is dan wel zelf verantwoordelijk voor de algemene anesthesie en/of diepe sedatie als aan die voorwaarden is voldaan.
Anesthesie vs. analgesie
De definitie van algemene anesthesie komt in de kwaliteitswet eigenlijk neer op een omschrijving van algemene analgesie, zonder bewustzijnsverlies. Dat slaat uiteraard nergens op. De anesthesiologen vroegen dan ook dat men tevens diepe sedatie bij de omschrijving van anesthesie zou toevoegen. Die voorgestelde tekst werd in consensus aanvaard in overleg met kabinetsadviseur Johan Kips: “Er is bij diepe sedatie sprake van een zodanige daling van het bewustzijn dat een patiënt alleen wekbaar is met een fysieke prikkel.” Deze ontwerptekst zou dus aangenomen zijn, maar voorlopig zijn blijkbaar nog geen verdere stappen ondernomen om die vervolgens te implementeren.
Het portfolio zou ook zodanig moeten zijn opgevat dat een specialist in urgentiegeneeskunde de nodige bekwaamheid en ervaring heeft om dit soort anesthetische zorg te verstrekken, suggereert dr. Heylen. Maar hier blijkt toch nog wat weerstand te leven in een aantal kringen bij de spoedgeneeskunde, denkt hij. Op dat vlak is er dus nog werk aan de winkel.