De wettelijke pensioenleeftijd in het Verenigd Koninkrijk zal tegen 2030 op 71 jaar gebracht moeten worden om het Britse pensioensysteem in evenwicht te kunnen houden. Dat staat in een rapport van een studiecentrum over lang leven in het VK (ILCUK).
In landen zoals het Verenigd Koninkrijk is de bevolking sterk aan het vergrijzen. Dat betekent dat het aandeel mensen in de arbeidsleeftijd (15 tot 64 jaar) daalt. Om het aantal werkenden per gepensioneerde met een overheidspensioen gelijk te houden, zou de pensioenleeftijd naar 70 à 71 jaar moeten evolueren, tegen 66 jaar nu, zo staat in het rapport.
In het Verenigd Koninkrijk betaalt de staat een pensioen uit. Dat bedraagt momenteel maximaal 203,85 pond of 238 euro per week. De meeste gepensioneerden hebben ook een tweede, particulier pensioen.
Het Verenigd Koninkrijk is van plan de pensioenleeftijd op te trekken naar 67 jaar tussen 2026 en 2028. In 2044 zou hij naar 68 jaar moeten gaan.
Het studiecentrum merkt wel op dat mensen langer laten werken dan wel een theoretische oplossing is, maar dat uit onderzoek blijkt dat in de praktijk "tegen de leeftijd van 70 jaar maar 50 procent van de volwassenen" nog in staat is om te werken. Een andere oplossing is om de werkzaamheidsgraad in de beroepsbevolking te verhogen, van 78 naar 85 procent. "Dan kan het mogelijk zijn om de wettelijke pensioenleeftijd onder 70 jaar te houden vanaf 2040, minstens voor een paar jaar", klinkt het.
De ILCUK-onderzoekers roepen de regering op om zich te concentreren op het voorkomen van gezondheidsproblemen, zowel bij ouderen als bij werkenden. Het aantal inactieven wegens chronische ziektes is fel gestegen in het Verenigd Koninkrijk sinds de coronapandemie. En hoe vroeger iemand gezondheidsproblemen krijgt, hoe meer druk dat uitoefent op het pensioensysteem. Want dan zijn er minder werkenden om de pensioenen te financieren.