In naam van het VBS-GBS stellen secretaris-generaal Donald Claeys en voorzitter Jean-Luc Demeere hun memorandum voor dat een flink eisenpakket bevat, maar ook rijk is aan ideeën.
Het VBS-GBS, het Verbond van Belgische Beroepsverenigingen van Artsen-Specialisten, stelt zijn memorandum voor het gezondheidsbeleid in België voor als vertegenwoordiger van meer dan 8.500 betalende leden die een ruime waaier van specialismen vertegenwoordigen.
Acht hoofdpunten vormen de kern van het memorandum.
1. Een universele toegang tot zorg wordt gevraagd, een handhaving van de kwaliteit en een duurzame financiering. Dat via andere extra financieringsbronnen dan sociale bijdragen en belastingen, want die volstaan in de toekomst niet door de vergrijzing van de bevolking, de evenredige vermindering van het aantal werkenden en de belastingdruk op de burger.
2. De efficiëntie van de ziekenhuizen verhogen. Dat kan door de verblijfsduur te verkorten, de huidige ongunstige financiering van de ambulante chirurgie te verbeteren en de ontwikkeling van de ambulante sector te stimuleren.
3. De hervorming van de ziekenhuisnetwerken doortrekken in overleg met de ziekenhuisbeheerders. Het VBS steunt het consensusmodel voor de medische raden van het netwerk.
4. De ambulante sector is complementair in de eerste lijn met de huisartsengeneeskunde, meent het VBS. “Meer in het bijzonder willen wij raadplegingen buiten de ziekenhuizen en dicht bij de burgers ontwikkelen. We denken daarbij aan specialismen zoals kindergeneeskunde, gynaecologie, dermatologie, cardiologie, oftalmologie… We vragen bijzondere aandacht voor geestelijke gezondheidsproblemen. Burn-out en depressie vereisen een meer gespecialiseerde aanpak dan die van een huisarts. Depressies kunnen worden behandeld bij psychotherapeuten (psychologen). Zij hebben echter geen medische opleiding of voorschrijfbevoegdheid. Er is een nijpend tekort aan kinder- en jeugdpsychiaters.”
5. De nomenclatuur moet worden omgegoid, het systeem van de forfaitaire honoraria voor laagvariabele zorg is in praktijk onuitvoerbaar. Momenteel kan geen enkel computerprogramma de forfaitaire honoraria tussen de verschillende zorgverstrekkers toewijzen, beklemtoont het VBS. Een punt dat ook De Specialist al in de verf zette.
6. Het debat over de ereloonsupplementen is een vals debat. “Het echte debat gaat over de rol van de ziekenfondsen, die met hun aanvullende verzekeringen concurreren met privéverzekeraars en hun uitgaven willen terugdringen door de ereloonsupplementen te beperken of te schrappen”, meent het VBS. De geneeskunde uitoefenen is geen commerciële activiteit en kan dus niet afhangen het betalen van supplementen.
7. De opleiding tot arts-specialist moet worden volbracht in UZ’s en minstens even lang in niet-UZ’s. De opleiding tot arts-specialist is geen academische opleiding, maar een beroepsopleiding, die kennis, vaardigheden en attitudes vergt die specifiek zijn voor het medisch specialisme. Het kan niet zijn dat het lot van de arts-specialist in opleiding volledig in handen ligt van een universiteitsprofessor die als coördinerend stagemeester almachtig is. Hij opent de deur naar de specialisatie, definieert het stageplan (en de stageplaatsen), zit de universitaire examencommissie voor en beschikt over de handtekening om het certificaat van autonome praktijk toe te kennen, dat nodig is om bij de minister de erkenning aan te vragen om het specialisme uit te oefenen. Bovendien is de universitaire coördinerende stagemeester veelal lid van de erkenningscommissie.
8. Bepaalde geneeskundige praktijken en medische acts genereren kosten voor materiaal of sterilisatie van materiaal die hoger liggen dan het Riziv-tarief voor de terugbetaling van de prestatie. “Een dergelijke situatie is onrechtvaardig en een financiële nachtmerrie”, windt het VBS er geen doekjes om., om vervolgens deze punten verder uit te diepen.
Het VBS besluit met acht vragen:
1. Herziening van de nomenclatuur van geneeskundige verstrekkingen op basis van de criteria tijd, risico en complexiteit;
2. De hervorming van de ziekenhuisfinanciering die uitsluitend gebaseerd is op de honoraria voor laagvariabele zorg, wijzigen. Dat door kwaliteitscriteria in te voeren op basis van de prestatie en de patiëntenpopulatie. Dat vergt transparantie in de toewijzing van de honoraria in evenredigheid met de verrichte handelingen en een dekking van de reële kosten die de deze prestaties vereisen.
3. De criteria voor de financiering van laagvariabele zorg tot het Budget Financiële Middelen (BFM) en andere financieringsbronnen uitbreiden. Transparantie in het BFM.
4. Over de reële kosten is op voorhand met de artsen overeenstemming nodig. Er moet een echt medebeheer komen, en niet alleen medefinanciering. Het consensusmodel moet worden ingevoerd in alle medische raden.
5. in de Hoge Raad een systeem invoeren en financieren voor toezicht op en evaluatie van de kwaliteit van de stagedienst en de stagemeester op individuele basis, en niet in het kader van een universitair opleidingsnetwerk. De pariteit tussen universiteit en beroep moet door het hele opleidingstraject van de ASO in alle geledingen van de wet worden gewaarborgd.
6. Het concept herzien van de eerstelijnsgeneeskunde en de extramurale gespecialiseerde geneeskunde ontwikkelen waarbij gedacht wordt aan pediatrie, gynaecologie, psychiatrie e.a.
7. Specifieke maatregelen zijn nodig om kwaliteitsvolle en drempelarme toegang tot de zorg te garanderen voor de verouderende patiëntenpopulatie die kampt met functionele beperkingen en een hoge zorgvraag.
8. De ambulante dagchirurgie en zorg uitbouwen.
> Het volledige memorandum leest u hier.
Lees ook : "Kroniek van een aangekondigde moord op de huisartsgeneeskunde" (AADM)