Vaak krijg je te horen dat de wachttijden bij oogartsen stevig kunnen oplopen. Dr. Marnix Claeys van de beroepsorganisatie oftalmologen (SOOS) bestrijdt dat met recente cijfers uit een masterproef (1) met daarin een enquête die net voor de pandemie liep en een respons kende van zowat 50%. Bovendien zal het recente KB, verschenen in februari, een flinke stap vooruit betekenen in de verdere reductie van de wachttijden.
Het onderzoek in de masterproef onderscheidt drie categorieën:
· Gewone raadpleging, eerder routine.
· Semi-urgente raadpleging (denk aan de eerste vraag voor een bril: in 4/5 dagen afgehandeld).
· Urgente raadpleging.
(zie figuur 3.8)
Uit het onderzoek blijkt dat er sterke regionale verschillen bestaan, met als uitschieter de provincie Luxemburg, maar die provincie kent ook tekorten aan heel wat andere specialismen.
Overflow
De grensstreek laat wat verschillen zien. Er is een overflow vanuit de buurlanden. In Nederland liggen de wachttijden op een veelvoud, vergeleken met België, en lopen ze voor tal van steden op tot vele maanden. Een tweede interventie na de eerste raadpleging doet er de wachttijden oplopen tot zes maanden of meer.
In Frankrijk is dat ook het geval, al verbeterde het verschil met België daar de jongste jaren. Dr. Claeys: “Zo is er tot ver in België een invloed uit de buurlanden te merken.”
Enkele zogenaamde ‘onderzoeken’ moet je ook nuanceren want om wachttijdproblemen te checken moet je de kortste wachttijd in een stad in aanmerking nemen, niet die bij de populairste arts(enpraktijk) waar sowieso de meesten naartoe willen.
Dr. Claeys wijst er verder op dat recent aan onze uniefs ook wel wat extra oogartsen werden opgeleid. Met als gevolg dat in sommige regio’s de wachttijd nog veel verminderden in vergelijking met de enquêtecijfers. “Het is voorts oppassen geblazen om te veel oogartsen op te leiden: dat leidt paradoxaal genoeg tot een afname van de oogzorgkwaliteit”, waarschuwt hij. “Een oogarts moet immers een minimum aan interventies kunnen blijven verrichten om voldoende handigheid en ervaring te behouden bij de talrijke verschillende ingrepen.”
Vandaar dat nu eerder weer een opleidingsrem voor de oogartsen aangewezen lijkt. Binnen het Oogartsensyndicaat zag daarom een aparte Werkgroep Subquota het licht om dat grondiger te evalueren.
Nieuw KB stap vooruit
De bedoelingen van het KB dat verscheen in februari over de organisatie van de oogzorg en tegenkantingen uitlokte bij de opticiens, zijn goed, meent dr. Claeys. “Laat het eerst even op zijn beloop,” merkt hij op. “Het zal de wachttijden verder verminderen. De eerste raadpleging om na te gaan of een bril nodig is, vindt inderdaad plaats bij de oogarts. Maar de daaropvolgende controles kunnen bij de paramedicus of opticien (een veelvoud van raadplegingen vergeleken met die bij de oogarts).
Het is een absolute must om de eerste raadpleging bij de oogarts te behouden omdat de opleiding van de mensen die in de optiekwinkel werken, ontoereikend is. Overigens: opticiens zijn absoluut niet bevoegd voor medische zaken. Een slecht zicht betekent niet automatisch dat dit door een bril komt, daarom moet de oogarts gaan selecteren om mogelijke afwijkingen tijdig op te sporen vooraleer het te laat is. Wil je echt patiënten selecteren via het opsporen van ziektes, dan moet je minstens een master hebben zoals optometristen of orthoptisten. In landen als Nederland en Groot-Brittannië zijn er masters optometristen of orthoptisten die de eerste raadpleging uitvoeren, maar die zijn er niet in België. Zo is het onmogelijk om een oogzorgorganisatie van een ander land zomaar te gaan kopiëren in België.
Via het nieuwe KB worden er bachelor paramedici opgeleid die heel wat taken in het oogartsenkabinet zullen uitvoeren onder supervisie van de oogarts in plaats van door de oogarts zelf. Een oogartsenkabinet is zo inderdaad multidisciplinair samengesteld waarbij heel wat metingen met toestellen gedelegeerd kunnen worden naar het takenpakket van orthoptisten en optometristen, of ook naar verpleegkundigen.
Een oogarts in de toekomst zou tijdens de raadplegingen telkens over een medische secretaresse en een orthoptist/optometrist/verpleegkundige moeten beschikken waardoor de efficiëntie van de oogarts sterk kan toenemen, met een verdere vermindering van de wachttijden bij de oogarts, hoopt dr. Claeys.
“Door een betere organisatie van de oogzorg, via het voorgestelde KB, zullen we op termijn zelfs minder oogartsen nodig hebben waardoor de kosten voor de oogzorg kunnen dalen”, meent hij.
(1) National Survey: Masterproef ‘De huidige activiteit en Toekomst van het aantal oogartsen’ dr. Matthias Claeys, UGent. Promotoren: Prof. dr. B. Leroy en Prof. dr. M. Cordonnier