Circa 10% van de bevolking klaagt over een chronische hoest (sinds minstens 8 weken) die niet kan worden toegeschreven aan de klassieke oorzaken (COPD, astma of gastro-oesofageale reflux). Dat heeft een zeer negatieve invloed op het lichamelijke, het sociale en het emotionele welzijn. Bij veel patiënten kan geen verklaring worden gevonden voor de hoest en reageert die niet op de behandeling. Zo’n hoest wordt nu als een aparte pathologische entiteit beschouwd en zou goed zijn voor circa 40% van de gevallen die worden gezien in gespecialiseerde hoestcentra. Twee derde van de patiënten zijn vrouwen. De meeste patiënten zijn 60-69 jaar oud. In het tijdschrift Breathe (1) is onlangs een artikel gepubliceerd dat een overzicht geeft van het probleem en de evolutie van het onderzoek.
Een chronische onverklaarde refractaire hoest zou meestal worden uitgelokt door een overgevoelige hoestreflex. Op grond van klinische en experimentele gegevens is een hoestovergevoeligheidssyndroom beschreven. Bij die patiënten kan een zwakke prikkel het hoesten uitlokken of kan zelfs helemaal geen meetbare prikkel worden aangetoond. Gezien de gelijkenissen met chronische pijn is ook een neuropathologische hypothese naar voren geschoven, met paresthesie van de larynx als een ander sleutelkenmerk.
De patiënten vertonen meerdere fysiologische verschillen met gezonde controlepersonen. Een functionele MRI met hoestprikkels wijst op een hogere activiteit van de hoestcentra en een geringere activiteit van de centra die de hoest uitschakelen. Biopsies van de perifere luchtwegen wijzen op meer vertakkingen en een hogere dichtheid van de neuronen in het epitheel, wat duidt op een rol bij de plasticiteit van de sensorische zenuwen. Genetisch bepaalde neurodegeneratieve aandoeningen die een chronische refractaire hoest veroorzaken, zoals aandoeningen veroorzaakt door afwijkingen van het RFC1-gen, wijzen op een probleem van neuropathie. Dat zou de belangrijkste oorzaak zijn bij circa 16% van de gevallen van chronische onverklaarde refractaire hoest.
Niet-farmacologische interventies hoofdzakelijk gericht tegen de gedragscomponenten (en dus waarschijnlijk de centrale wegen) blijken effectief te zijn. Dat geldt ook voor neuromodulerende middelen zoals amitriptyline, gabapentine, pregabaline en morfine, maar die veroorzaken vaak bijwerkingen.
Nieuwe antitussiva gericht tegen receptoren van de luchtwegen zoals P2X3 verlagen de frequentie van het hoesten. Gefapixant, een antagonist van de P2X3-receptor, is sinds einde 2023 goedgekeurd in de Europese Unie, Zwitserland en Japan. Gefapixant is doeltreffend ongeacht de leeftijd, het geslacht, de frequentie en de ernst van de hoest. Antagonisten van de heterotrimere P2X2/3-receptoren verstoren de smaak. De bijwerkingen van gefapixant zijn merendeels licht en reversibel na stopzetting van de behandeling, zoals de COUGH-2-studie heeft aangetoond (2). Momenteel lopen er fase 3-studies met antagonisten die selectiever inwerken op de P2X3-receptor.
Er zijn tal van antitussiva in ontwikkeling, namelijk antagonisten van de receptoren voor NK1, NMDA en TRPA1, natriumkanaalblokkers, opiaatreceptoragonisten (mu-antagonisme/kappa-agonisme) en TRPM8-agonisten.