Bij het colloquium van 60 jaar Riziv drukte minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke erop dat het Riziv en het overlegmodel zichzelf moeten heruitvinden. Het vernieuwingsproces op basis van gezondheidszorgdoelstellingen moet leiden tot concrete hervormingsacties over silo’s heen en in samenwerking met de deelstaten. Het Riziv moet een geëngageerde actor worden die beter communiceert met het terrein. Prestatiegeneeskunde kan op niet al te veel begrip rekenen.
Het Riziv moet dus ‘meer worden van iets anders’. Vandaag loopt er heel wat verkeerd, illustreerde de minister met enkele bekende voorbeelden (patiëntenstops, wachtttijden, meer deconventioneringen en het risico op een ontoegankelijke/ongelijke gezondheidszorg. Vanuit het beleid bekeken dreigt zo ook een verlies aan stuurbaarheid van de gezondheidszorg.
Zorgverleners voelen zich overbevraagd en reageren daarop op twee manieren: ze willen minder van hetzelfde (lees: veeleisende patiënten die om het minste naar hun arts stappen) of meer van hetzelfde (lees: meer geld voor de ziekenhuizen zonder degelijke onderbouw daarvoor).
Geen van beide reacties kan rekenen op steun van de minister. “Wat nodig is, is ‘meer van iets anders’. Dat veronderstelt investeren en hervormen.” Vier dimensies ziet de minister in dat proces.
- stelselmatig vertrekken van gezondheids(zorg)doelstellingen;
- inzetten op doorgedreven, doelmatige samenwerking op alle domeinen en op alle niveaus (samenwerking op het niveau van de individuele patiënt, binnen netwerken, en over bevoegdheidsniveaus);
- het vergoedingssysteem herbekijken met het oog op samenwerking en zorgcontinuïteit, en daarin ook tariefzekerheid garanderen;
- bevorderen van gezondheid, preventie van ziekte en voorkomen van uitval op het werk echt centraal stellen.
Het huidige overleg noemt hij te vrijblijvend ten aanzien van de vraag wat echt prioritaire gezondheidsdoelstellingen zijn. Zijn recept: de Commissie voor Gezondheidszorgdoelstellingen die hij onlangs boven de doopvont hield, met als pas benoemde voorzitter Prof. Erik Schokkaert. “In de toekomst zal deze Commissie voor het begin van elke nieuwe regeerperiode prioritaire gezondheidszorgdoelstellingen voorstellen voor de hele regeerperiode. De Commissie moet het lopende beleid ook jaar na jaar evalueren op basis van gezondheidszorgdoelstellingen.” De vrees van de Algemene Raad dat de commissie het gras voor zijn voeten zal wegmaaien, wuifde Vandenbroucke weg: “De commissie zal een sterke en proactieve rol spelen, maar de ultieme beslissingsbevoegdheid blijft bij de Algemene Raad.”
“In een volgende regeerperiode zou ik, als ik de mogelijkheid daartoe heb, opnieuw pleiten voor een sterke investering in de eerste lijn, maar ik zou die concentreren op samenwerkingsverbanden”, blikte Vandenbroucke verder vooruit. “. Met effectieve huisartsenzorg en ‘specialistische’ medische zorg in de eerste lijn. Maar ook met psychologische en verpleegkundige zorg en kinesitherapie. En met een goed georganiseerde perinatale zorg, waarin vroedvrouwen een belangrijke rol spelen. Zonder patiëntenstops. En met preventie als een van de doelstellingen.” En dan zijn er nog domeinen als de arbeidsongeschiktheid en het Terug-Naar-Werk-beleid. Daar vormen de behandelend arts, de arbeidsarts en de adviserend arts nog te veel losstaande punten. “We moeten lijnen trekken tussen die punten, zodat ze een driehoek vormen omheen het arbeidsongeschikt erkende individu.”
Conventiemodel, prestatiegeneeskunde
Wat het conventiemodel betreft, focust de minister op tariefzekerheid. “We moeten enerzijds zorgverstrekkers die ‘uit het systeem willen stappen’ ook minder voordelen van het systeem toekennen, terwijl we anderzijds zorgverstrekkers die ‘in het systeem’ willen werken en de conventie toepassen, een gereguleerde vrijheid moeten geven om tarieven aan te passen in specifieke situaties waar dit sociaal verantwoord is.”
De prestatiegeneeskunde is een model van het verleden als we afgaan op deze uitspraak van de minister die het heeft over een paradigmaverschuiving: “Afspraken maken over de vergoeding van individuele verstrekkers voor individuele verstrekkingen gaat meer en meer voorbij aan de realiteit van zorg als een multidisciplinaire en continue dienstverlening doorheen de tijd. Nog anders gezegd, tariefzekerheid is slechts één aspect van de reflectie die nodig is.”