Personen met een handicap zijn nog altijd vaker lager geschoold en maken minder deel uit van de arbeidsmarkt. Ook komen ze sneller in armoede terecht, wonen ze in minder goede omstandigheden en ervaren ze meer gezondheidsproblemen. Dat alles blijkt donderdag uit een rapport van Statistiek Vlaanderen, dat opnieuw aantoont dat de maatschappelijke positie en participatie van personen met een handicap minder goed is dan die van personen zonder handicap.
De kloof blijft op vrijwel alle maatschappelijke domeinen groot. Vooral op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkt zijn de verschillen significant. Zo was in 2023 bijna een derde van de volwassenen met een handicap (31 procent) laaggeschoold, tegenover slechts 14 procent bij personen zonder handicap. Daarnaast had slechts 47 procent van de 2 0- tot 64-jarigen met een handicap een betaalde job, daar waar dat bij personen zonder handicap 82 procent was. Daarbij komt nog een minder gunstige werkbaarheidssituatie: ze ervaren meer stress, hebben minder motivatie, minder leermogelijkheden en een minder goede werk-privébalans.
De ongelijkheden vertalen zich in een zwakkere financiële positie. Het beroepsinkomen van werkenden met een handicap ligt gemiddeld 15 procent lager dan dat van werkenden zonder handicap. Bovendien hebben ze een bijna dubbel zo hoog armoederisico (13 procent tegenover 7 procent).
Ook op het vlak van wonen ondervinden personen met een handicap meer moeilijkheden. Ze zijn minder vaak eigenaar van hun woning en ervaren vaker problemen met de betaalbaarheid en kwaliteit van hun huisvesting.
Eveneens zorgwekkend zijn hun gezondheidssituatie en levenstevredenheid. Slechts 28 procent beoordeelde in 2023 de eigen gezondheid als (zeer) goed, tegenover 93 procent bij personen zonder handicap. Ze stellen bovendien vaker medische zorgen uit om financiële redenen, zijn minder gelukkig en voelen zich vaker eenzaam en neerslachtig.
Dat personen met een handicap minder deelnemen aan het verenigingsleven, culturele activiteiten en sport toont aan dat er op vlak van sociale participatie ook nog altijd werk aan de winkel is. En hoewel de frequentie van sociale contacten vergelijkbaar is met die van personen zonder handicap, ervaren ze de kwaliteit van deze contacten als minder bevredigend.
De onderzoekers stippen ook enkele lichtpuntjes aan. Zo rapporteren ze een lichte verbetering in de arbeidsmarktparticipatie sinds 2010 en, tussen 2014 en 2018, een iets positievere houding van Vlamingen tegenover personen met een handicap. Toch blijft de maatschappelijke zichtbaarheid van deze groep beperkt, met slechts 1,7 procent vertegenwoordiging in prime time televisieprogramma's van de VRT in 2022.
Alle onderzoeken ten spijt blijven er verder nog een aantal blinde vlekken in de beschikbare gegevens. Zo worden bepaalde groepen, zoals personen met ernstige beperkingen die in collectieve instellingen wonen of personen met een verstandelijke handicap, niet bereikt en blijven een aantal aspecten van het dagelijkse leven die belangrijk zijn voor personen met een handicap buiten beeld. Ook gedetailleerde cijfers rond daders en slachtoffers van discriminatie ontbreken. De onderzoekers pleiten daarom voor bijkomende inspanningen om die blinde vlekken weg te werken.