De onderhandelingen over het vergoedingssysteem (ACA-consult) van artsen geraken in enkele beslissende stadia wat de zogenaamde 'aanverwante verstrekkingen' betreft en de vergoedingen van de (adjunct)-diensthoofden, vernam De Specialist.
Over het stramien van het systeem vernam u al heel wat in onze vorige papieren edities waarin het principe van het ACA-consult uit de doeken werd gedaan. De laatste A in ACA staat voor de aanverwante verstrekkingen. Dat zijn de prestaties voor de permanentie op Intensieve en Spoedopname, en de beschikbaarheidshonoraria. Het gaat dus om de correcte waardering van artsen op IZ en diegenen die op Spoed werken (intensivisten en urgentisten). Met daarnaast ook een inschatting van wie anders nog van permanentie en beschikbaar is zoals de pediaters.
Er is een verschil tussen de aanloopperiode van de tussenkomst van een kinderarts en die van een reumatoloog die moet tussenkomen voor een onoplosbaar probleem in een ziekenhuis, merkt een insider op. De ene kan bij wijze van spreken de volgende dag komen, de andere moet er binnen het kwartier kunnen zijn. Een belangrijke kwestie is dat, want we evolueren naar de onbetaalbaarheid van de aanwezigheid van artsen in een ziekenhuis. Als er iets is waar artsen een weerstand hebben, is het hun tijd in het ziekenhuis doorbrengen om ‘beschikbaar’ te zijn. Niet overdag, maar ’s nachts wel te verstaan.
Diensthoofden
Daarnaast is er de vergoeding voor (adjunct)-diensthoofden. De zorgconcentratie en andere razendsnelle veranderingen qua professionalisering houden in dat je je dienst beter moet leiden - wat een resultatenanalyse inhoudt. Wil je een clinical leader per dienst, dan is een vergoeding voor een diensthoofd onontbeerlijk. Dat is een win-win voor ziekenhuis én arts. Het ziekenhuis krijgt dan immers een beter gerunde dienst, maar omdat de dienst beter draait, is dat ook in het voordeel van het diensthoofd.
Vandaag gaat de diensthoofdfunctie vaak ten koste van de vrije tijd en wordt ze zelden vergoed. Of, als er een vergoeding bestaat, dan gaat die terug op een ad-randomformule per ziekenhuis. Vaak bestaat er geen vergoeding binnen het ziekenhuis maar wordt er iets geregeld binnen de associatie.
De analyse voor de vergoeding is al ver gevorderd. Er werd een onderscheid gemaakt tussen een klein, een middelgroot en een groot ziekenhuis.
Eén gegeven ter oriëntatie: een groot ziekenhuis zal voor een dienst radiologie een halftijds of een voltijds equivalent vragen om die dienst te runnen, bracht een bevraging bij diensten en ziekenhuizen aan het licht. Voor een chirurgische of orthopedische dienst zal een groot ziekenhuis een vijfde FTE nodig hebben in de context van een correct ingevuld takenpakket. Dat beperkt zich niet alleen tot de wachtdiensten regelen, maar houdt ook in: een resultatenanalyse bijhouden, innovatie stimuleren, aanwervingen opvolgen van personeel én collega’s op lange termijn. Co-governance bottom-up heet dat, en niet top-down. Top-down bestaat het gevaar dat, als je de kosten meteen in handen van het ziekenhuis geeft, die radioloog of chirurg niet meer kan tussenkomen.
De oplossing is simpel om die dualiteit te vermijden volgens een expert: vandaag bestaat er verzwaard advies van de medische raad bij het besteden van geld na het afhouden van de erelonen; als diezelfde afhoudingen voor de dienst rechtstreeks naar het ziekenhuis gaan, moet de medische raad ook verzwaard advies krijgen over de kosten die nodig zijn om de diensten te laten draaien. De artsen zijn daarin veel ruimdenkender dan gedacht, de overheid zal hier in willen meegaan en alleen de ziekenhuizen zullen misschien wat tegensputteren.