Het debat over de werktijden van artsen in opleiding blijft een heet hangijzer. Een zeer interessant Franstalig proefschrift van Jean Lagneaux onderzocht het "wettelijk kader voor de beperking van de arbeidstijd van arts-assistenten in België en de moeilijke toepassing ervan op het terrein" voor de Faculteit Rechten en Criminologie van de UCL (2023. Prom.: Lamine, Auriane).
Het onderzoekt de beperking van de arbeidstijd van een speciale categorie van artsen, de arts-assistenten, zonder " belast " te zijn met de ziekenhuisactoren of de artsen, maar aan de hand van studies en de geproduceerde documenten.
Opleiding
Met een medestagiaire in het raam van haar masteropleiding geneeskunde, die hem op een dag uitspraken deed als "de uren zijn te gek", "we hebben geen rechten" maar "het is nog oké, je hebt de assistenten niet gezien, voor hen is het erger", verdiepte Jean Lagneaux zich in de wetteksten en de situatie op het terrein. Wat ontdekte hij? "De opleiding mag geen rookgordijn zijn dat de opleidingsverantwoordelijken en de zorginstellingen, in het bijzonder de ziekenhuizen, de volledige macht geeft om assistenten in opleiding (ASO's) om het even welke taak te laten uitvoeren.
Zo luiden klachten in Frankrijk en België dat specialisten in opleiding vaak meer worden gebruikt om personeelstekorten op te vullen op de plaatsen waar ze hun praktijk uitoefenen voor opleidingsdoeleinden, waardoor ze op de tweede plaats komen. Terwijl het toezicht dat op papier is voorzien, afhankelijk wordt van een enorm aantal factoren: beschikbaarheid om toezicht te houden, interesse om dat te doen, werktijden die onverenigbaar zijn met goed toezicht, zoals aanwezigheidsdiensten, enz.
Het financiële aspect
Er zitten minstens twee financiële aspecten aan dit debat. "Enerzijds hebben de ASO's de kwestie van hun arbeidsvoorwaarden al lang gekoppeld aan die van de beloning voor dit werk, omdat ze vaak een te grote wanverhouding ervaren tussen het feitelijk verrichte werk en de ontvangen vergoeding."
Anderzijds zijn de financiën een probleem voor de verschillende instellingen die bij het opleidingsproces betrokken zijn: het Riziv, de ziekenhuizen, de verantwoordelijken voor de huisartsenopleiding (die rechtstreeks in hun praktijk opleiden) en de centra voor de coördinatie van de huisartsenopleiding. "De kwestie van de nomenclatuur - wat ziekenhuizen verdienen aan procedures, kortom - is dus van het grootste belang aangezien de specialismen die binnen deze categorie het minst goed af zijn, duurder zijn om op te leiden omdat ze in verhouding minder verdienen."
Huisarts en specialist
Het onderzoek brengt ook de huisartsgeneeskunde ter sprake: "Gemiddeld betalen praktijkopleiders nu slechts 50% van de opleidingskosten, maar krijgen ze tegelijkertijd alle honoraria van hun assistenten. Er is een gedeeltelijke maar echte scheiding tussen degene die betaalt en degene die opleidt, en overheidsinterventie maakt uitbuiting minder waarschijnlijk. Als aan de andere kant ziekenhuizen soms financieel krap bij kas zitten, dwingt de financiële druk in combinatie met de goedkope ASO-werknemers hen om een maximaal aantal uren op ASO's te zetten omwille van besparingen, en in het bijzonder de ongemakkelijke uren van nacht- en weekenddiensten. Dat door
hun hybride status op het gebied van werk en sociale zekerheid, in tegenstelling tot oudere artsen die in loondienst zijn en/of zelfstandig onderhandelen over bedrijfscontracten."
Wat brengt de toekomst?
In de conclusies vermeldt het proefschrift een belangrijk aspect: "Met het oog op de onregelmatigheden die werden vastgesteld door de overheden belast met de controle op de sociale wetgeving en de vragen die het onderzoek van de FOD Volksgezondheid opriep, is het redelijk om zich af te vragen of de ziekenhuizen, een deel van hun personeel en de opleidingsverantwoordelijken gedoemd zijn om voortdurend de wet te overtreden. Deze problemen doen zich ook voor bij veel van onze Europese buren, dus een meer gedetailleerde juridische vergelijking tussen landen lijkt ons zinvol".
Volgens de auteur toont deze paper aan dat "het het beste zou zijn om alle spelers voldoende met elkaar te verzoenen zonder ons te beperken tot een systeem dat misschien niet genoeg mensen tevreden stelt, maar dat een aanpak op lange termijn vergt."