Bij BVAS is het een traditie om de vinger aan de pols te houden van wat er leeft bij huisartsen en specialisten. Wat verwacht u als arts van een artsensyndicaat? Hoe denken u en uw collega’s over de meest actuele topics en waarover maakt u zich zorgen?
De overgrote meerderheid van de 652 deelnemers aan onze enquête (90%) heeft het statuut van zelfstandige en bijna allemaal verkiezen ze dat ook te blijven. Ongeveer de helft (47 tot 49%) geeft aan 40 tot 60 uur per week te werken. Voor één op de drie duurt een werkweek langer dan 60 uur.
Aan administratieve taken besteden de meeste artsen wekelijks 5 tot 15 uur. Opvallend is dat 17% van de deelnemers aangeeft wekelijks 15 tot 25 uur in de weer te zijn met administratieve taken.
Remuneratie
Zowat 60% van de respondenten spreekt zich uit voor een betaling hoofdzakelijk per prestatie, terwijl 10% verkiest om hoofdzakelijk forfaitair vergoed te worden. Een kwart van de deelnemers (26%) is gewonnen voor een gemengd model met een verloning die voor de helft per prestatie is en voor de helft forfaitair.
Wordt u voldoende betaald in verhouding tot uw werkbelasting en verantwoordelijkheden? Voor iets meer dan de helft (54%) is het antwoord negatief. Zes op de tien deelnemers zijn ervan overtuigd dat andere beoefenaars van een vrij beroep met een vergelijkbaar opleidingsniveau een hoger inkomen hebben.
Wat met het voorstel om huisartsen te verplichten nieuwe patiënten aan te nemen? Zoals te verwachten wijst de meerderheid (59%) zo’n acceptatieplicht af. 22% vindt het wél een goed idee en 19% heeft geen mening.
Vrij beroep van arts
Bent u van mening dat minister Vandenbroucke het vrije beroep van artsen voldoende respecteert? Amper 11% van de deelnemende artsen vindt van wel. Negen op de tien artsen (89%) vinden dat minister tekortschiet. We stelden ook de vraag of de artsen willen opschuiven naar een vorm van staatsgeneeskunde naar analogie met de Britse NHS. Een kleine minderheid (11%) ziet daar geen graten in, maar een overdonderende meerderheid(89%) staat afwijzend tegenover zo’n evolutie.
Universitaire verse supraregionale ziekenhuizen
Onze enquête bevatte ook een vraag over hoe artsen de rol van de universitaire ziekenhuizen versus de supraregionale ziekenhuizen zien. Het totale aantal ziekenhuizen mag dan al dalen maar de overblijvende ziekenhuizen worden steeds groter. De universitaire ziekenhuizen blijven even groot als ze waren. Supraregionale ziekenhuizen hebben intussen grote aantallen artsen-specialisten ingelijfd en bieden tal van subspecialisaties aan. Wat moet er gebeuren?
De deelnemers konden meerdere antwoorden aanvinken. Zo is 29% voorstander van het behoud van het aantal universitaire ziekenhuisbedden, 17% zou dat aantal liever zien dalen. Ruim een kwart van de deelnemers (27%) vindt dat de UZ en de grote supraregionale ziekenhuizen met elkaar in competitie mogen gaan. Voor 42% van de respondenten moeten bepaalde functies strikt tot de UZ beperkt blijven.
De logische vervolgvraag was dan welke functies tot de universitaire ziekenhuizen beperkt moeten blijven.
Deze functies werden het meest aangestipt:
- transplantaties (86%)
- kindercardiochirurgie (73%)
- pediatrische oncologie (70%)
- hemato-oncologie voor kinderen (59%)
- protontherapie (58%)
- sarcomaheelkunde (49%)
- carbontherapie (42%)
- DNA-bepaling (31%)
Andere resultaten in een notendop
- Amper 15% van de deelnemers vindt dat de overheid voldoende respect heeft voor solopraktijken van huisartsen.
- 68% van de respondenten is van mening dat de overheid extramurale artsen-specialisten discrimineert.
- Een kleine minderheid van 15% vindt dat de overheid startende huisartsen moet kunnen verplichten om zich te vestigen in een huisartsenarme gemeente of zone.
- 65% is van oordeel dat de veralgemeende derdebetalersregeling de huisartsgeneeskunde te toegankelijk heeft gemaakt voor niet-medische problemen
- Meer dan de helft van de deelnemers (54%) verzet zich tegen vaccinatie door apothekers. 15% gaat ermee akkoord zolang het beperkt blijft tot het Covid-vaccin
- Bijna de helft van de deelnemers (48%) heeft bij zichzelf al symptomen van burn-out vastgesteld. Zes op de tien (60%) vinden het de taak van een artsensyndicaat om een plan tegen burn-out uit te werken.