Over het waarom van de nieuwe wet patiëntenrechten en fixatieperikelen

Op het symposium Capita Selecta VI van de provinciale raad Orde West-Vlaanderen afgelopen zaterdag stonden naar goede gewoonte enkele boeiende voordrachten op het programma. Hierbij een eerste selectie: de hertimmering van de wet patiëntenrechten en waarheden/onwaarheden over de fixatieproblematiek.

Docent Gezondheidsrecht UGent en voorzitter van de Federale Commissie Rechten van de Patiënt Tom Goffin legde uit waarom een modernisering van de wet patiëntenrechten (WPR) zich opdringt.

Enkele hoofdlijnen. “De zeven patiëntenrechten in de oorspronkelijke wet die 20 jaar oud is, blijven bestaan, maar de visie hebben we gewijzigd. Patiëntenrechten zijn een middel om de communicatie patiënt-arts te optimaliseren, met gelijkwaardigheid. En centraal blijft de ‘wil‘ van de patiënt.”

Wat die wil van de patiënt inhoudt? “Het gaat om doelgerichte zorg vanuit het levensverhaal van de patiënt, niet uitsluitend vanuit de medische visie. Wel blijft de therapeutische en diagnostische vrijheid van de arts behouden. Aan de professionele autonomie van de zorgverlener doet de op til staande vernieuwing geen afbreuk.”

De nieuwe wet bouwt ook het principe in van de ‘shared decision making’. Onder meer de rol van de familie en de bepaling van de vertrouwenspersoon worden er geëxpliciteerd. Die vertrouwenspersoon kan eventueel op vraag van de patiënt aanwezig blijven bij overleg met de arts. Vanuit artsenstandpunt bekeken zal de zorgverlener zelf ingepast worden in multidisciplinair overleg.

Portfolio

Het portfolio van de arts wordt een hoeksteen vermits de patiënt daarover info kan opvragen bij zijn artsenkeuze. De patiënt wordt erkend als ervaringsdeskundige van zijn eigen ziekte. Men wil ook het begrip wilsverklaring bekender maken. Zo wordt duidelijker wat de patiënt wel of niet wil. 

Een streefdoel is verder de digitale ontsluiting van patiëntendata voor eHealth. “Dat is niet hetzelfde als een rechtstreeks inzagerecht van de patiënt van alles wat van hem digitaal wordt bijgehouden.”

Goffin lichtte toe dat in de nieuwe wet de persoonlijke notities van de arts worden geschrapt, op advies van de Orde der artsen zelf. “De nieuwe WPR is een evolutie, geen revolutie.”

Vanuit de zaal interpelleerde een kritische dokter Vanvooren Tom Goffin met de vraag naar de beweegredenen om de wet te vernieuwen. Goffin antwoordde dat dit paste in een streven naar meer patiëntgerichte zorg. “Is er dan nu niet genoeg patiëntgerichte zorg?” riposteerde de arts. Waarop Tom Goffin: “Die is er wel, maar nu zal ze meer worden gefaciliteerd.” 

Fixatieproblematiek

Voor sterke interactie met de zaal zorgde Prof. Tim Opgenhaffen, docent gezondheidsrecht VUB en sociaal welzijnsrecht KU Leuven, die inging op de fixatieproblematiek aan de hand van zes stellingen. De zaal mocht telkens eerst haar oordeel geven over het waarheidsgehalte van die stellingen via een groene of rode kaart. Sowieso vereist fixatie een wettelijke basis, maar die is vaak verre van duidelijk. Enkele stellingen: 

Het fixeren van een patiënt met vergevorderde dementie met valrisio in een WZC vereist de toestemming van diens vertegenwoordiger.

Deze stelling is in 99% van de gevallen juist, al bleek dat niet uit de vele rode kaartjes in de zaal. “Fixatie is een medische handeling”, legde de professor uit. “De wilsbekame patiënt  stemt zelf toe. De wilsonbekwame patiënt wordt vertegenwoordigd. Als u fixeert in een WZC, vraagt u dus de toestemming aan de patiënt wanneer die wilsbekwaam is, of aan diens vertegenwoordiger als de patiënt wilsonbekwaam is. Maar als de wilsbekwame patiënt weigert, zijn er zo goed als geen oplossingen. Weigert de vertegenwoordiger bij een wilsonbekwame patiënt, dan bestaat er nog een ‘ontsnappingsroute’ als kan worden aangetoond dat de weigering van die vertegenwoordiger een ernstig gevaar kan betekenen voor de gezondheid van de patiënt.

In niet-acute situaties mag enkel een arts beslissen om een patiënt mechanisch te fixeren.

Opnieuw: fixatie is een medische handeling. Medicamenteus fixeren mag niet beslist worden door verpleeg- en zorgkundigen, maar ze mogen ook afzonderen en fixeren. Hoezo? Men dient een onderscheid te maken tussen mechanisch en medicamenteus fixeren. Verpleegkundigen mogen ook autonoom beslissen over mechanisch fixeren. Een zorgkundige mag noch over medicamenteus, noch over mechanisch fixeren beslissen, maar moet de beslissing wel uitvoeren.  

Als een bewoner bij nachtelijke onrust een bedhek weigert en dan uit bed valt en een been breekt, ben ik hiervoor aansprakelijk als arts.

Aansprakelijkheid vereist altijd een oorzakelijk verband tussen de beslissing en de val. De arts heeft niet in de hand of een patiënt uit bed zal vallen of niet. Het gaat hier om een inspanningsverbintenis, dus de arts moet wel een inspanning leveren om vallen te vermijden. Hij ziet het gevaar in en stelt het bespreekbaar bij een valrisico. Eventueel stelt hij  behandelingsopties voor de patiënt voor. Dan volgt de shared decision making met de patiënt, waarbij de patiënt wel aan het roer staat bij die beslissing. Weigert hij het bedhek, dan is het risico voor zijn rekening. Als arts houdt u daarvan dan best het bewijs hiervan bij.

U bent dus niet aansprakelijk als u aantoonbaar een goede hulpverlener was.

> Concrete oplossing voor geweld tegen artsen (Orde)

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.