Een recent Koninklijk Besluit (februari) bepaalt dat een eerste bril alleen nog mag worden voorgeschreven door de oogarts. Die kan dan uitsluiten dat er sprake zou zijn van onderliggende aandoeningen. Nu wordt duidelijk dat dit KB voor ongenoegen zorgt in het ene kamp en voor tevredenheid in het andere.
De opticiens maken hun beklag over een inperking van hun autonomie. Oogartsen staan dan weer vierkant achter de maatregel. Ze wijzen op de gevaren van laattijdige diagnoses. Tot nu toe gebeurde het volgens hen geregeld dat patiënten in een te laat stadium bij hen kwamen aankloppen omdat opticiens vergevorderde aandoeningen niet hadden erkend.
Wachttijden
De opticiens dan weer: zij vrezen voor groeiende wachttijden bij de oogartsen door het nieuwe KB. Bijgevolg moeten mensen langer op hun bril wachten.
Een steekproef door Gazet van Antwerpen wijst daar helemaal niet op. Ze brengt aan het licht dat de wachttijden bij oogartsen voor niet-dringende afspraken vrij goed meevallen. Althans: bij twee oogartsen in Antwerpen kon de journalist ofwel in juli, ofwel begin augustus terecht. Ook in Lier waren in augustus al consultaties mogelijk en in Mechelen (2x) en Herentals ging het zelfs nog sneller (begin juli plaats).
Volgens het oogartsensyndicaat SOOS zou de nieuwe wettelijke regeling de wachttijden nog verkorten omdat artsen meer taken zullen kunnen doorschuiven naar paramedici.
Multidisciplinair
Dat was trouwens ook al de teneur in een opiniestuk van de oogartsen in De Specialist. Het werd geschreven door Stefaan Reynders en Marnix Claeys. Zij zijn respectievelijk Voorzitter van de Belgische Beroepsvereniging van Oogheelkundigen (BBO) en Secretaris-Generaal BBO, naast voorzitter van het Oogartsensyndicaat SOOS.
Samengevat luidt het over het aspect wachttijden: “in een moderne oogartsenpraktijk word je meestal ontvangen door een multidisciplinair team bestaande uit een secretariaat, aangevuld met één of meerdere orthoptisten, optometristen en/of verpleegkundigen. Voordat de patiënt bij de oogarts zelf binnengaat, kunnen zij al meerdere voorbereidende technische metingen uitvoeren en eventueel zelf het netvlies en/of de oogzenuw evalueren d.m.v. hoogtechnologische apparatuur.”
“Wanneer de oogarts de patiënt uiteindelijk onderzoekt, beschikt hij reeds over heel wat gegevens op basis waarvan hij de juiste diagnose en behandeling kan voorstellen. Deze opstelling optimaliseert de workflow, waardoor meer patiënten efficiënt geholpen kunnen worden en wachttijden worden verkort.”
Tussen orthoptisten en ortometrisen enerzijds en oogartsen anderzijds lijkt alles vandaag peis en vree, al was dat in het verleden ook weleens anders.