Hoeveel verdienen artsen? Een vraag die zowel bij ons als in onze buurlanden geregeld de kop opsteekt om tot verhitte discussies te leiden. Onze collega's van ons zusterblad AerzteZeitung trachtten een en ander scherp te stellen bij onze oosterburen. Dat naar aanleiding van een tweet afgelopen zomer van de Duitse gezondheidsminister Lauterbach. Die hield het daar op een gemiddeld jaarinkomen van 230.000 euro, wat leidde tot een relletje.
De minister baseerde zich voor dat bedrag zogenaamd op gegevens van het Duitse statistiekenbureau Destatis, de tegenhanger van ons Statbel. Maar dat bleek iets te kort door de bocht. Reden voor onze Duitse collega’s om een en ander af te toetsen. Eerst en vooral gingen ze na of je het inkomen moet berekenen per praktijk of per eigenaar. Verder zetten ze de gegevens van Destatis af tegen die van het Zentralinstitut für die kassenärztliche Versorgung.
Wat Destatis betreft: dat toont in zijn tabellen regelmatig alleen gemiddelde waarden, geen mediaanwaarden. Daarnaast werkt de onderzoeksinstelling Zentralinstitut für die kassenärztliche Versorgung (Zi) met representatieve panels. Beide instellingen komen tot licht verschillende cijfers.
Volgens het nu beschikbare rapport van Destatis 2021 bedroegen de rekenkundige nettopraktijkinkomsten van alle praktijken ongeveer 336.000 euro in Duitsland - met bruto-inkomsten van 756.000 euro. Gecorrigeerd voor interdisciplinaire gezamenlijke praktijken rapporteert het bureau een gemiddeld netto praktijkinkomen van 323.000 euro (met een totale omzet van 656.000 euro per praktijk).
Kerncijfers
Financiële kerncijfers voor zelfstandige artsen zijn voor interpretatie vatbaar. Over de definitie van begrippen als "netto inkomen" bestaat altijd onenigheid, aangezien "netto-inkomen" geen term is die gebruikt wordt in de winst- en verliesrekening van de balans en ook niet in de rekening van het inkomstenoverschot, aldus de onderzoekers.
Een verschil in de Destatis-cijfers met het Centraal Instituut is ook dat ze uitsluitend gebaseerd zijn op medische praktijken, terwijl psychotherapeutische praktijken (inclusief kinder- en jeugdpsychotherapeuten) apart worden weergegeven:
Het Centraal Instituut (ZI) daarentegen neemt psychotherapeutische praktijken mee in de totale analyse; in het panel vormen ze na huisartsen de grootste groep. Het ZI heeft zijn eigen cijfers herhaaldelijk vergeleken met die van Destatis en gecorrigeerd.
Toch blijft er nog een verschil, wat het ZI verklaart door te wijzen op het feit "dat het ZI-Praktijk-Panel alleen gegevens toont voor praktijken die werken met geconventioneerde artsen, terwijl de Destatis-resultaten ook praktijken in puur privépraktijk omvatten."
Dat levert de volgende getallen op in de onderstaande tabel. Cijfers die enigszins naar elkaar toegroeien, al blijven verschillen bestaan. Qua grootte-orde kunnen ze interessant vergelijkingsmateriaal vormen voor Belgische cijferliefhebbers.
Tabel: van bruto* naar netto per omzetcategorie
|
Omzetklasse < 250.000 euro |
250.000 – 500.000 euro |
500.000 – 1,0 miljoen euro |
1,0 miljoen euro en meer |
Aantal eigenaren |
10.347 |
28.964 |
25.441 |
21.260 |
Omzet per eigenaar |
174.600 euro |
332.000 euro |
486.400 euro |
827.100 euro |
Netto-inkomen per eigenaar |
83.000 euro |
167.300 euro |
253.900 euro |
387.200 euro |
Maandelijks netto volgens KBV** (25,5% van de omzet) |
3.700 euro |
7.060 euro |
10.300 euro |
17.600 euro |
Maandelijks netto volgens ZI (49% van netto-inkomsten) |
3.400 euro |
6.800 euro |
10.400 euro |
15.800 euro |
*Omzet
**Kassenärztliche Bundesvereinigung
Bron: ArzteZeitung, Destatis